|
|
Dagboek Cokky en Edwin in Zuid-Afrika
'Help me onthouden dat ik nooit meer met hem op fietsvakantie ga', schreef ik vorig jaar in het reisverslag over Chili. Echte vrienden hebben me dan ook aan die uitspraak herinnerd. Maar ja, soms moet je 'investeren in je relatie', en Edwin heeft beloofd dat we het deze keer rustiger aan zullen doen. Dus we zijn toch weer samen fietskamperend onderweg. Stellenbosch, 31 oktober 2001. En toen zaten we opeens in Zuid-Afrika. Niet echt opeens natuurlijk, want we zijn al meer dan een week van huis en de voorbereidingen duren al veel langer. Maar nu we er echt zijn, lijkt het toch heel plotseling. Vorige week dinsdag vertrokken we op de fiets vanuit Jalón. Een week later vliegen we er weer overheen, nu de andere kant op. Het is niet erg logisch om vanuit Madrid eerst naar Londen te vliegen, en daarvandaan weer over Spanje richting Kaapstad te vliegen, maar dat was niet anders. De fietstocht naar Madrid ging letterlijk voor de wind. Toen we eenmaal de ergste bergen achter ons gelaten hadden, hebben we op dag drie wel 163 kilometer gefietst. Twee keer wild gekampeerd, 1 hotelkamer, en verder op kampeerterreinen gestaan. Spanje is een heerlijk land om doorheen te fietsen. In Madrid op zondag lekker yuppig gedaan: wat lekkers gehaald bij een delicatessenzaak en in het zonnetje gezeten op een terrasje in het park tegenover de camping. Het was een afwisselende week : de ene dag kregen we zoete broodjes gratis van een medelijdende ober en stonden we te kamperen in een mistig steeneikenbosje, de andere dag een uitgebreide lunch in een restaurant, flesje wijn erbij, of een nacht in een echt hotelbed. Op het vliegveld maken we de laatste peseta's op. Als we terug komen zullen we Euro's gaan gebruiken. 490 kilometer gefietst. De service van British Airways is keurig. Zonder dat we er om hoeven te vragen krijgen we stoelen met extra beenruimte. De fietsen hebben we gedeeltelijk gedemonteerd en omwikkeld met bubbeltjesfolie. Als we de fietsen meetellen hebben we veertig kilo bagage per persoon. Maar de fietsen worden niet meegewogen. Zonder commentaar gaan ze de band op en we hoeven zelfs geen formuliertje te tekenen dat ze niet aansprakelijk zijn voor enige schade. In Londen hebben we een uur of vier de tijd. We moeten met de bus naar een andere terminal, en de uitgebreidere veiligheidsmaatregelen kosten ook wat extra tijd. Maar Heathrow is ook één groot winkelcentrum, dus we komen de tijd wel door. Een paar leesboeken en de Lonely Planet van South Africa gekocht. We hebben geen Engels geld, maar met de creditcard kom je hier een heel eind. Zelfs bij McDonald’s kun je ermee betalen. Maar de kleinere koffiestalletjes waar ze heerlijke muffins hebben willen echt geld zien. We hebben vrij veel handbagage (nog brood met kaas, fleecejacks, jassen) en er staan kleine karretjes. Edwin wil er geen een, ik wel. Dus ik pak een karretje, blijkt er een briefje van 20 pond in te liggen. Dat wordt dus toch echte lekkere koffie met een muffin in plaats van McDonald’s! En een Telegraaf. Tegen de tijd dat het vliegtuig Parijs voorbij is durf ik te geloven dat terroristen niet dit vliegtuig hebben uitgezocht om weer een hoog gebouw te rammen. Er zijn een paar potige mannen aan boord, vermomd als steward. We slapen een beetje, en 's ochtends vliegt de piloot een rondje boven Kaapstad voor we veilig voet op Afrikaanse bodem zetten. We krijgen zonder problemen een visum voor vier maanden in ons paspoort gestempeld. Onze fietsen komen meteen uit het ruim. Ze hebben de reis redelijk ongeschonden doorstaan. Het is wel een hele klus om ze weer in elkaar te zetten. Er gaat altijd wel wat mis met de volgorde, waardoor er iets weer los moet wat net vast zat. We hebben een rustig plekje in de aankomsthal opgezocht, en we trekken veel bekijks. Drie schoonmaaksters halen meteen ons bubbeltjesfolie weg, en beginnen gezellig met hun vingers de bubbeltjes kapot te knappen. Goed tegen de stress, lachen ze tegen Edwin. Anderhalf uur lang horen we het geknap van de bubbeltjes op de achtergrond. Edwin doet even voor hoe je met je voet veel meer bubbeltjes tegelijk kapot kunt maken, maar dat is zonde, vinden ze. Het vliegveld is keurig, modern en schoon, met winkeltjes. We kopen een atlasje, en eten wat in het restaurant. Twee serveersters, één blank en één zwart, zijn allebei zo aardig dat ik Edwin zowat het restaurant uit moet sleuren. Dan volgt het gebruikelijke geklungel om van het vliegveld af te komen en de goede weg te vinden. En dat aan de linkerkant van de weg. Maar het lukt en we gaan op weg naar Stellenbosch. Langs een eerst nog vrij drukke weg, later wat rustiger. Veel personenauto's, en niet veel, maar wel erg lange vrachtauto's. Wat krottenwijken langs de weg,de meeste met fris geverfde stenen huisjes. Wel overal grote hekken omheen. Staan die langs de autoweg of om de woonwijken heen? Overal lopen mensen. Onze eerste stop is bij een aardbeienbedrijf. Er is een winkeltje, je kan zelf aardbeien plukken, maar de grootste attractie zijn de prachtige vogelverschrikkers die in de velden staan. Een bus bejaarden heeft hun jaarlijkse uitstapje. Edwin heeft meteen sjans met vier vrolijke vrouwtjes. De mensen zijn allemaal erg vriendelijk. De sfeer is ontspannen. De bejaarden hebben alle huidskleuren, de vrouwelijke aardbeienpluksters zijn erg donker en reageren wat minder. Is er klassenverschil? Zijn de bejaarden rijker? Eén van de vrouwtjes (vrij zwart) komt nog even terug om ons te waarschuwen voor 'de wilde mensen'. We moeten voorzichtig zijn, op sommige plekken is het echt gevaarlijk! We moeten even wennen aan dit volk. Er is geen blanke opzichter die de zwarte pluksters aanzet tot sneller plukken. Het tempo ligt ook niet hoog. Maar dat vinden wij al gauw. Zoeken we naar bevestiging van vooroordelen? De schoonmaaksters op het vliegveld waren ook erg zwart. Maar die hadden wel lol. Er zat natuurlijk ook geen tempo in. Mensen die een auto besturen zijn meestal blank, de mensen in de laadbak zijn zwart. Mensen die langs de weg lopen zijn zwart. Als we de weg vragen aan een zwarte man, bijvoorbeeld bij een benzinestation, is er altijd wel een blanke in de buurt die het antwoord geeft. In Stellenbosch (spreek uit: Stellenbossjj) zit een keurige VVV (besoekers inligting). Op een mooie plattegrond wordt ons uitgelegd waar de camping zit en waar alle wijnbedrijven zitten. Het dorp is ruim, met 'oud-hollandse' witte geveltjes. De camping ligt een paar kilometer buiten het dorp, in een dennenbos tussen de wijngaarden. De vallei is heuvelachtig, met dramatische bergen op de achtergrond. De wijnstruiken hebben al aardige blaadjes, de brem bloeit, vergeleken met Spanje is het nu hier eind mei. De zon is goed krachtig maar zodra hij onder is koelt het behoorlijk af. Het toiletgebouw stemt ons zeer tevreden. Donderdag gebruiken we om te acclimatiseren, en boodschappen te doen. Campinggas moet er komen, noodvoorraad eten, deodorant, shampoo, en Edwin heeft wat imbussleuteltjes nodig. Als de was lekker hangt te drogen gaan we het dorp in. Gas is snel gevonden, daarna bezoeken we 'Bergkelder', een groot en modern wijnbedrijf. Prachtig aangelegde tuinen omringen de entree naar het luxueuze bezoekerscentrum. Eigenlijk willen we hier lunchen, maar het is nog te vroeg. Dan maar het centrum (middedorp) in. Het bevalt ons hier wel. Terrasjes, leuke winkeltjes, prettige sfeer. Het prijspeil is heel redelijk. Ook inboorlingen zitten op de terrasjes, hoewel bij de Kentucky Fried Chicken duidelijk meer zwarte mensen zitten dan op het yuppenterras waar wij een uitstekende grote hamburger met patat en cola (6 gulden) nuttigen. We snuffelen in een grote boekwinkel, gaan langs het postkantoor, doen inkopen bij de Spar. Her assortiment verschilt niet veel van wat we gewend zijn. Zakjes kant en klare sla, halve liters vruchtenyoghurt, en allemaal bekende merken shampoo en tandpasta, en er is natuurlijk ook Omo. Wat opvalt, is dat er veel 'multiculturele' kruiden zijn, en ook Griekse salade, Spaanse olijven en Italiaanse dressing. 'Biltong' is gedroogd vlees in smalle repen. Het ziet er vrij taai ui. De prijzen liggen vrij laag. Wijn is wel duur: een redelijke fles kost gauw tussen de tien en vijftien gulden. Koffie is erg duur, maar wij zijn toch al bekeerd tot de nescafé, dus daar hebben we geen last van. De Rand staat op een historisch dieptepunt : ongeveer 26 cent. Globalisering heeft zo zijn nadelen : in de zakken chips zitten precies dezelfde flippo's als in Nederland, jammer Maaike! De creditcard wordt in restaurants en supermarkten grif geaccepteerd zonder dat er om legitimatie gevraagd wordt. De pinautomaat, op iedere straathoek aanwezig, geeft maximaal 1000 rand, oftewel bijna 275 gulden. Bij de 'apteek' halen we eerst iets tegen 'seerkeel'. Zoals wel vaker heeft de lange vliegreis voor verkoudheid gezorgd. Alles waaraan we gewend zijn is hier gewoon te koop: Strepsils, Vicks, A. Vogel's Echinaforce en allerlei vitaminepreparaten. In de Dorpstraat zit 'Ome Samie se winkel'. De tweetaligheid is wat verwarrend. Alle opschriften zijn in het Engels en het Afrikaans. Wij kunnen het uitstekend lezen, maar het gesproken Afrikaans kunnen we eigenlijk niet verstaan. Soms zegt een caissière 'tot ziens'. Terwijl de rest van de conversatie in het Engels was.
Tweetalig bordje in het postkantoor: ring the bell : lui die klokkie. Een verkeersdrempel heet een spoedwal. 'Big Brother' heet 'Groote Broer Koekeloer'. Villiersdorp, 2 november 2001 's Nachts een paar kleine buitjes gehad, overdag blijft het bewolkt. We moeten eerst Hels Hoogte over fietsen. Prachtige bloemen langs de kant geven een goed excuus om even te stoppen. In Franschhoek lunchen we uitgebreid. Het is een leuk dorp, aantrekkelijk voor toeristen, die er dan ook volop rondlopen. Hier zien we de eerste van zeker 25 campers van de ANWB-rondreis. We zwaaien naar allemaal. Mijn ouders rijden nu precies zo rond in Nieuw-Zeeland. We bekijken het monument voor de Hugenoten. Deze streek (het plaatsje heet niet voor niets Franschhoek) is wijntechnisch ontgonnen door Franse hugenoten. In plaats van 'Uitzigt' en 'Klein waterval' heten de wijnbedrijven hier 'Joie de vivre' of 'Montmartre'. Een enthousiaste vrijwilliger vertelt wat over het monument, en past op onze fietsen als we een paar foto's maken. We vertellen niet dat we eigenlijk niet geïnteresseerd zijn in het monument, maar in de prachtige bloemen die ze eromheen aangeplant hebben. Prachtige Protea-struiken bloeien met de grote bloemen, die de nationale trots zijn: de suikerbossies. Daarna moeten we eraan geloven: de Franschhoekpas wacht op ons. Automobilisten toeteren naar ons en steken hun duim op. Er staat ons dus nogal wat te wachten. We zijn nog maar een klein stukje omhoog als we al een lift aangeboden krijgen van een Blanke Boer in een pick-uptruckje. Hij vindt het maar raar dat we willen fietsen en waarschuwt ons voor de troep bavianen (bobbejanen) die even verderop langs de weg zit. Onze eerste apen! Zomaar langs de kant van de weg, in een dennenbos. De klim valt achteraf wel mee. Zeven kilometer omhoog, naar ongeveer 850 meter. Bovenop doen we jassen aan. Er staat een fris windje. De afdaling is lang, door prachtig landschap. De bergen zijn erg steil. Wel groen, maar er groeien geen hoge bomen. Hier staat 'fynbos', een mengeling van struiken en lage planten. Na 80 kilometer komen we in Villiersdorp. Grote boomgaarden vol fruitbomen wisselen de wijngaarden af. Jongetjes rennen naast ons. In de supermarkt wordt er nogal luid gegiecheld om onze fietskleding. Na de moderne luxe van Franschhoek en Stellenbosch is dit iets meer echt Afrika. De camping zit aan de rand van het Theewaterstuwmeer. De kleur van het water doet zijn naam eer aan. Rijke blanken komen hier watersporten. Willie, de man van de slagboom, is natuurlijk zwart. Het toiletgebouw is prima. Er staat een frisse wind over het water. Worchester, zaterdag 3 november 2001 Een jonge zwarte vrouw, in volledige fietskleding, op een racefiets (padfiets) haalt ons in en blijft even kletsen. Dat valt niet mee in het Afrikaans, maar Edwin begrijpt haar uitstekend! Ze fietst 120 kilometer vandaag. We moeten een hoogte op, en Edwin daagt haar uit, maar ze trapt er niet in. Ze hou nie van klim nie, zegt ze. Mooi, anders was ik meteen ingeruild. We rijden door de Breede Rivier Vallei, een prachtig brede, groene vallei met steile bergen eromheen. Na 60 kilometer zijn we in Worchester, een redelijk grote stad. De camping ligt bij het zwembad. Het is vrij druk en rumoerig, maar dat zijn dagkampeerders, en vanavond wordt het rustig, verzekert de (zwarte) portier ons. Het openluchtmuseum hier moet erg interessant zijn, en een goed restaurant hebben. Er is dit weekend echter een motortocht, en honderden motorrijders kamperen op het terrein van het museum. Dat maakt de sfeer minder leuk, dus gaan we lunchen in het centrum. De meeste terrasjes zijn bezet met bierdrinkende motorrijders, maar we vinden een rustig steakhouse waar we uitgebreid lunchen. De Blanke Boer die al een paar keer naar ons gezwaaid heeft, blijkt de man te zijn die ons gisteren een lift aanbood, nu is hij hier op zijn motor. De rest van de middag: rust bij de tent. Swellendam, 5 november 2001 Vanuit Worchester zouden we naar Robertson fietsen, een kilometer of 50. Maar we hebben flink wind mee en om half twaalf zijn we er al. We besluiten van de wind te profiteren en door te fietsen. In Robertson gaan we even het dorp in, maar op zondag is alles dicht. Geen koffie dus. De kerk gaat net uit, en alle Nette Blanken in hun Zondagse Kleren lopen naar hun auto. Het ziet er heel vertrouwd uit, heel Hollands, heel keurig. De kerk is mooi wit, en alle geveltjes zijn netjes fris wit geverfd. Zelfs de meeste 'padstallen' (wegkraampjes) zijn dicht op zondag. Gelukkig zijn de 'plaasstallen' (echte gebouwtjes) wel open. Ze bieden niet alleen een koelkast die goed gevuld is met frisdrank, maar ook producten uit eigen bedrijf. De ene keer is dat van alles van gedroogde vruchten, de andere keer verschillende kaassoorten, mooi ingemaakte chutneys, eigengebakken koekjes, alles ziet er even mooi en aantrekkelijk uit. We moeten een paar 'bobbeltjes' over, zei de ex-Hollander (geboren in Stellendam) uit Pretoria al tegen ons. Bij een benzinestation waar we pauze houden kwam hij met zijn vrouw en hun Nederlandse gasten een praatje maken. Een paar wolken zorgen ervoor dat het niet te heet is. De 'bobbeltjes' zijn goed te doen, niet te lang en niet te steil. Volgens Edwin is mijn conditie aanzienlijk verbeterd, maar zelf heb ik dat niet zo in de gaten. Hij fietst nog steeds fluitend voorop, en ik kom er hijgend, zwetend en mopperend achteraan. Vooral als de stijging boven de 8% komt (zijn nieuwe fietscomputer meet echt àlles), haak ik af (zo langzaam kan ik niet hoor, dan val ik om, is dan zijn commentaar). 117 kilometer gefietst vandaag. Swellendam is een leuk dorp, brede straten, oude bomen, witte geveltjes. Op zondag is alles dicht, en het is erg rustig in de straten. Het caravanpark ziet er prachtig uit: groen gras, tafeltjes, keurig sanitair. Na een heerlijke douche (we hebben alweer warm kunnen douchen zonder eerst het tijdschema te consulteren, zonder eerst te controleren of de geiser wel brandt en zonder eerst met gasflessen te hoeven sjouwen. Kom daar maar eens om in Chili!) fietsen we het dorp in om te eten bij Edwins favoriete keten: Saddlers. Daar hebben ze goede biefstukken, met lekkere patat (skyfies). Biertje erbij, dat hebben we wel verdiend. En na een goede maaltijd, 118 kilometer fietsen en meer dan 900 meter stijging vallen we in slaap zodra het donker wordt. Maandagochtend eerst het dorp in. Naar de apteek voor iets tegen de hoest. We krijgen bruistabletten die aspirine vitamine c en antihistamine bevatten. Zal in Nederland wel wettelijk verboden zijn, maar het werkt 'baie goed', zegt de apotheker. Naar de Spar, naar de VVV en naar het postkantoor. We waren amper 25 kilometer van huis, toen we erachter kwamen dat we de zonnekap van de fotolens vergeten hadden. Die op laten sturen, poste restante naar Swellendam. Op hoop van zegen. Dat is een week geleden, en hij is er al! Volgens de juffrouw van het loket niet, maar Edwin herkent zijn doosje. Op weg naar koffie op de camping passeren we het huisje waar de mensen logeren die we gisteren ontmoet hebben. Ze roepen ons binnen voor koffie. De vrouw vertelt verhalen zoals we die kennen uit de kranten, over buren die overvallen zijn. Ze loopt thuis gewapend rond. Maar ze is niet bang, en ze vindt het ook helemaal niet raar dat wij op de fiets zijn. Van de man krijgen we een spoedcursus grammatica. - 'Wij zijn' is: 'ons is' - De vervoeging die wij geleerd hebben als 'sluit-sloot-gesloten wordt: sluit- gesluit. Meer niet. - 'Dag' zeggen ze hier niet, 'tot ziens' is altijd goed. - 'Dank u wel' wordt 'dankie', en 'erg' is 'baie'. 'Baie dankie', dus.
Die Hoop National Reserve, 10 november 2001 Na één nacht Swellendam fietsen we naar het Bontebok Nationale Park, een kilometer of tien verderop. De asfaltweg (teerpad) houdt op en onze eerste onverharde weg (gryspad) voert ons naar ons eerste Nationale Park. Er staan twee knappe boswachterinnetjes achter de balie, er zijn keurige foldertjes, leuke souveniertjes, ansichtkaarten en zelfs wat levensmiddelen, sterke drank en hoofdpijnpoeders te koop. De camping ligt een paar kilometer verderop. Vlak bij de rivier kunnen we de tent opzetten onder een schaduwboom. Picknickbank erbij. Een prachtig plekje, met veel leuke bedelvogels. 's Ochtends fietsen we de game-drive (wildbesigtigingsroete). Het is heel, heel bijzonder om hier zomaar te fietsen tussen de Bontebokken en de Kaapse zebra's. Het park is niet erg groot. 's Middags lopen we een wandeling langs de oever van de rivier. Tussen manshoge aloë’s staan verschillende soorten vetplanten die we thuis op de vensterbank hebben staan. We zien pootafdrukken van een grote katachtige. Leeuwen hebben ze hier niet, alleen maar een paar ongevaarlijke, groot uitgevallen poezen. Gerrit en Anneke hebben op deze camping een stacaravan gehuurd. We hebben de afgelopen dagen intensief gesms’t, zodat we het reisschema optimaal op elkaar af kunnen stellen, en de bevoorrading. Om 17.00 uur keurig op de Geschatte Aankomst Tijd, rijden ze de camping op, met voldoende wijn om de avond door te komen. Dit is het 5e continent waarop we elkaar op deze manier ontmoeten, heeft Gerrit uitgerekend. Het voelt heel gewoon aan, en bij het kampvuur, met een bord macaroni en een glas wijn, is het net alsof we elkaar vorige week nog gezien hebben. De volgende stop is Die Hoop National Reserve. Een kustpark, 53 onverharde kilometers van Swellendam af. Gerrit en Anneke nemen onze bagage mee in de auto. Zij moeten de gamedrive nog rijden, wij vertrekken alvast. Eerst via de pinautomaat en de bakker in Swellendam, om wat lekkers voor onderweg te halen. Brood en koek zijn hier van prima kwaliteit. De weg voert langs graanvelden en struisvogelfarms. De heuvels worden steeds hoger. Het wegdek is goed, maar tegen de tijd dat we de ingang van het park bereken ben ik érg blij dat we de bagage niet mee hoefden te fietsen. Edwin daarentegen vindt het een beetje valsspelen. Hij kan me wat! Er zijn maar zeven kampeerplekken, en er is maar één picknicktafel. Die pikken we dus meteen in. Iedere plek heeft een kraantje, er zijn warme douches en baviaanbestendige vuilnisbakken (vullisdromme). Hij moet even oefenen, maar uiteindelijk krijgt Edwin er één open. We zijn alweer een beetje uitgerust als Gerrit en Anneke arriveren met onze tent en een berg boodschappen. In het park is niets te koop, de dichtstbijzijnde winkel zit tien zware kilometers hiervandaan. In het door Gerrit en Anneke gehuurde 'selfsorghuisie' zit een koelkast, er zijn zelfs ijsblokjes. Eerst nog een stukje gamedrive in de auto. Langs bontebokken en zebra's, struisvogels en bavianen. Dit park is belangrijk vanwege de vegetatie: het fynbos. Leuke struikjes, af en toe prachtige bloemetjes, maar voor de dieren moeten we het hebben van de grasvlaktes. Daar grazen ze allemaal tussen de ijsbloemen. Als we op de fiets zijn beginnen de beesten gelijk weg te rennen als we op een kilometer afstand aankomen, de auto is een perfecte schuilhut. Toch is het leuker op de fiets. We horen alle geluiden, zitten echt middenin de natuur. Het geeft een fantastisch gevoel om hier te kunnen fietsen! De mannen maken een vuur en regelen het vlees de vrouwen zorgen voor salade en rijst. We zijn moe en gaan vroeg naar bed. De volgende dag gaan we naar 'Koppie Alleen', 13 kilometer verderop. Wij op de fiets, Gerrit en Anneke met de auto. Onderweg steken schildpadden over, in maat variërend van klein tot groot. Bij Koppie Alleen is een prachtig strand, met baaien met getijdenpoelen. De stuifduinen zijn wel 90 meter hoog. Er is een walvisuitkijkpunt, en we zien een walvismoeder met kind vrij dicht aan de kust zwemmen. Verderop zwaait een andere walvis met zijn staart. Het is een zuidelijke walvis (southern right whale), die geen rugvin heeft en niet boven het water uitspringt, maar we zien ze wel spuiten. Er lopen zwarte scholeksters die veel zeldzamer zijn dan die walvissen, volgens Gerrit. Nou goed, dan kijken we daar ook even naar. Nog even een stukje over strand lopen, schelpen zoeken, de informatiepanelen bekijken en na een laatste blik op de walvissen gaan we weer terug. Het is prachtig weer, maar er staat een harde, koele wind. De wind gaat als de zon onder is deze avond niet liggen. Het is een graad of 15, dus we eten weer binnen. Gerrit en ik hebben flink wat hout verzameld (achtergelaten door mensen die vertrokken zijn), en de mannen zorgen weer voor een laaiend vuur. T-bone, lamskoteletten en boerewors erop, en we hebben weer een prima maaltijd. Vrijdagochtend vertrekken Gerrit en Anneke richting Kaapstad. Zondag vliegen ze weer naar huis. Ze laten alle etenswaren voor ons achter, zodat wij hier nog twee nachten kunnen blijven. Tot volgend jaar! De hele dag waait er een stormachtige wind. We lopen een 15 kilometer lange wandeling naar 'De Mond', een zoetwatergebied waar veel vogels zitten. Maar ja, zonder verrekijker, vogelgids of Gerrit zullen we nooit precies weten wat we gezien hebben. Maakt niet uit, het was een mooie wandeling en we hebben ook voor het eerst een dassie gezien, een soort bovenmaats murmeltier. En wat hagedisachtige monstertjes. De bewegwijzering is lichtelijk verwaarloosd. Dit park heeft ook fietsroutes, die aangeduid worden met prachtige fietsjes van ijzerdraad. Maar de paden worden weinig gebruikt, ze zijn al heel lang niet meer open gemaaid. Bij de tent zitten alle vogels al te wachten: de Kaapse frankolijnen met hun jongen, de gele wevervogels, en de klauwier. De bonte spreeuw en de roodvleugelspreeuw houden wat meer afstand. De hop is niet geïnteresseerd in brood. In plaats van een gamedrive houden wij een game-sit: we gaan gewoon aan tafel zitten met een paar boterhammen en kijken wat er langskomt. De kuikens eten al gauw uit de hand. Er vliegen nog allerlei andere vogels langs, die de prachtigste geluidjes maken. De wevervogels 'praten' de hele tijd door. Er loopt een schildpad langs, en zo komen we de middag wel door. We hebben twee nachten bijgeboekt. Dat kon wel, zeiden ze aan de balie na een blik op de computer met reserveringen. Maar in het weekend is het duurder. En het is ook wat drukker. Zaterdag houden we rustdag. Beetje lezen, vogeltjes voeren en de voorraden op eten. Gelukkig staat er nu minder wind. De natuurfilm gaat de hele dag door. Kleine schildpad loopt langs, grote schildpad loopt langs. Troep bavianen steekt het veld over. Mooi geel/zwart vogeltje vliegt langs. Bavianen op het dak van het toiletgebouw. Schitterend! Het bevalt ons wel in dit land. De campings zijn goed, het prijspeil is laag. Het assortiment in de winkels is prima, de restaurants zijn goed. De auto's rijden erg hard en wijken niet erg uit voor ons, maar het asfalt is glad en vaak is er een brede vluchtstrook, al wordt die ook gebruikt door vrachtauto's of langzaam verkeer. Tot nu toe in Afrika 470 kilometer gefietst. Onze mobiele telefoon werkt hier, we kunnen met behulp van de palmtop zelfs mobiel mailen. Tot nu toe hebben we bijna overal dekking. Het weer is goed, de mensen vriendelijk. We zitten natuurlijk nog wel in één van de rijkere gebieden van het land, maar als het een beetje zo blijft, krijgen we weinig ontberingen. Dat wordt een saai dagboek!
Swellendam, 12 - 16 november 2001. Het is een zwaar karwei om weer ùit De Hoop Nature Reserve te komen. De helling vanaf de kampeerplek tot aan de ingang is zo'n 16% steil, en vrij lang. Dat wordt lopen. Daarna wacht ons nog 60 kilometer onverharde weg. We zouden dezelfde weg als de heenweg kunnen nemen, maar we kiezen voor de toeristische route: iets langer, en dan steken we met een pontje de Breede Rivier over bij Malgas. Het is een zwaar parcours, en we hebben wind tegen. De ene heuvel na de andere, allemaal tussen de 10 en 15%. De boomloze heuvels zijn bedekt met graanvelden en weides met koeien, schapen of struisvogels. Kraanvogels lopen er tussendoor. Het wordt steeds warmer. Een groep struisvogels komt naar het hek als Edwin ze roept. Oud brood met smeerkaas lusten ze niet. Ze hebben maffe koppen, met mooie ogen en grote wimpers. Ze kunnen zo in een tekenfilm. Alle koeien hier hebben ook oormerken, en struisvogels hebben een nummerplaatje door hun nekvel gekregen. Het pontje is een toeristische attractie. Het is het laatste handbediende pontje van heel Zuid-Afrika. Het lijkt wel een overblijfsel uit de slaventijd. Twee broodmagere en erg zwarte mannen hebben een riem om hun schouders en koppelen zich vast aan de kabel van de pont. Langzaam lopen ze dan naar de andere kant van de pont, maken zich los, lopen weer naar voren en beginnen opnieuw. Geen Vakbond of Arbeidsinspectie zou dit goed keuren. Langzaam trekken ze het pontje, waar twee auto's op kunnen, naar de overkant. Bij het afrekenen wijst de man met de geldtas op Edwin en zegt: 1 rand, dan wijst hij op mij en zegt weer: 1 rand. Waarschijnlijk kan hij niet rekenen. Voor twee kwartjes zijn we aan de overkant. We geven wat fooi. Borden op de boot manen ons ertoe toch vooral een 'kwitansie' te vragen, maar dat doen we dus niet. De mannen zijn blijkbaar slim genoeg om een deel van het zuurverdiende geld in eigen zak te steken. We komen steeds dichter bij Swellendam, maar de route wordt er niet makkelijker op. Regelmatig worden we ingehaald door auto's (met airco) vol dagjesmensen. Toeteren en zwaaien kunnen ze wel, maar een beetje vaart minderen zit er niet in. Dit lijkt wel de cursus stofhappen voor gevorderden. De zon brandt, er zijn geen schaduwbomen. We hebben de wind nu een beetje mee. De steilste stukken lopen we. Een vlijmscherp zaaddoosje zorgt voor de eerste lekke band. De vluchtstrook van de drukkere wegen ligt vol glasscherven, wat onze opvatting over de petfles grondig heeft gewijzigd, maar tot nu toe zijn we daar lekvrij doorheen gereden. Af en toe begin ik te begrijpen dat fietsen leuk kan zijn. Vooral als we zonder bagage een stukje door een natuurgebied fietsen, ervaar ik iets wat héél dicht bij 'genieten' ligt. Zelfs het vooruitzicht van de terugtocht kon mijn humeur niet verpesten. Maar als de tocht dan zo zwaar blijkt te zijn, zakt mijn fietsvreugde langzaam naar een dieptepunt. Eindelijk komen we bij de grote weg, eindelijk weer asfalt, en een benzinepomp met blikjes koude cola. Tien kilometer verderop ligt Swellendam, waar we de tent op dezelfde plek neerzetten als een week geleden. We zijn afgepeigerd. Het duurt een uurtje voor we de energie op kunnen brengen om te gaan douchen. Daarna lopen(!) we naar het dorp, om ons in hetzelfde restaurant als vorige week helemaal vol te stoppen met eten. We zijn zeer tevreden over 'Steakranch Saddles'. Grote borden vlees met 'skyfies', goede mayonaise, lekker bier en uitstekende toetjes. Voor nog geen veertig gulden (inclusief flinke fooi) hebben we weer wat calorieën aangevuld. Zodra het donker wordt slapen we. We hebben in zes weken tijd 1800 kilometer gefietst. Edwin verklaart dat het tijd is voor een rustpauze, dat we wat langer op deze plek blijven staan. Dat is een verrassende wending, want meestal wil hij verder, vaker, harder, hoger en meer. Ik ben natuurlijk gaarne bereid me aan te passen aan zijn wensen. Swellendam is een prettig, rustig stadje, vol bloeiende jacaranda's, rozen, bougainville en oleanders, en schilderachtige Oudhollandse huisjes met friswitte geveltjes en 'grasdaken'. Dank zij het water uit de bergen, wat met gootjes door het dorp geleid wordt, zijn de tuinen weelderig begroeid. In bijna de helft van de huizen kun je terecht voor 'Bed en Breakfast'. Dus eerst verlummelen we een dag, dan doen we een dag niets, en dan kijken we weer eens op de kaart. Vervolgens besluiten we hier nog een dag te blijven. De Spar verkoopt alles wat ons hartje begeert, zelfs literbakken yoghurt, Bolletje beschuit en De Vries Speculaas. (Als jij van plan bent schoensmeer mee te fietsen, dan mag ik best een plastic tube mayonaise meenemen). Zelfs van hun kassasysteem kan Albert Heyn nog wat leren. Er is één rij, tot aan de hoofdkassa. Zodra je vooraan staat geeft de lichtkrant aan welke kassa vrij is. Dus je staat nooit meer in de verkeerde rij. Perfect! Niet dat de rijen hier lang zijn. De Spar heeft erg veel personeel, en alle kassa's zijn open. Het eerste internetcafé is wat traag van verbinding, de computer van café twee ligt er helemaal uit, maar bij een computerwinkel staat één terminal die er voor Zuid-Afrikaanse begrippen een redelijke snelheid op na houdt. Met mijn mobieltje kan ik wel mail versturen, maar het ophalen gaat hier blijkbaar zo langzaam, dat de verbinding verbroken wordt voor ik de mail binnenkrijg. Maakt niet uit, zo gaat het ook prima. Nu kunnen we ook voor het eerst onze bankzaken regelen in een Internetcafé. Ongelofelijk dat het zo maar kan, hiervandaan de af- en bijschrijvingen bekijken, betalingen doen of zelfs wat regelen met de aandelen. Het stemt ons zeer tevreden. Dan naar het postkantoor. In Chili was post versturen duur en als we echte postzegels wilden moesten we in de rij staan bij het filatelieloket. Hier is het een stuk goedkoper, er wordt op afmeting van de enveloppen gelet en niet zozeer op gewicht, en we krijgen de prachtigste postzegels! We worden met het uur meer tevreden. We hebben één minpunt ontdekt van dit land: de karnemelk (karrigmelk) is wel érg klonterig. Als ik begin te zeuren over klonten, in plaats van dat ik blij ben dat ze karnemelk hebben, wordt het tijd voor een paar dagen ontberingen. Pas maar op! Trouwens, op het leegeten van een zak chips staat een flinke bergpas als straf. De campings en Nationale Parken zijn een soort blanke enclave van rijke rust. Er staat wel gekleurd personeel achter de balie, en de schoonmakers en tuinmannen zijn natuurlijk ook zwart. Maar de kampeerders zijn erg wit. De toeristen, vaak Duitsers of Hollanders, rijden rond met huurauto's en tentjes, of met campers. De Zuid-Afrikanen met caravans. Tot nu toe hebben we geen klagen over onze collega-kampeerders. Om half negen 's avonds is het donker, en om een uur of tien is het stil. Om vijf uur is het al weer licht, en iedereen is vroeg op. Mede dankzij het Grote Vogel Ochtendkoor, onder aanvoering van de Repeteerwekkerduif, die meestal precies boven onze tent gaat zitten. We krijgen de indruk dat we in een blank land zijn, met een hoop zwart personeel. In het dorp ziet het er al iets anders uit. Op de stoep voor iedere winkel zitten wel wat mensen. Te wachten. Waarop weten we niet. Ze drinken cola, roken een sigaret, praten wat. Het is niet bedreigend, ze bedelen niet, ze besteden eigenlijk weinig aandacht aan ons. Maar het geeft wel de indruk dat er veel werkloosheid is hier, en dat er iets een beetje scheef verdeeld is. (Later lezen we in de krant dat de helft van de bevolking, dat zijn ruim 22 miljoen mensen, overleven op gemiddeld 144 rand per maand. Dat is wat wij uitgeven aan een goede maaltijd in een restaurant, ongeveer 40 gulden). Al het wasgoed is weer schoon en droog, Edwins haar is weer kort. (Anneke heeft mijn haar geknipt: ik heb geen huiskapper maar een wereldkapper.) De fietsen zijn weer schoon. De noodvoorraden aangevuld. We zijn weer uitgerust. De geplande 'bergstap' (bergwandeling) gaat niet door vanwege de hardnekkige wolken die er tegenaan hangen. In plaats daarvan bezoeken we het Drostdymuseum, de gebouwen van de landdrost van de VOC. In 1746 werd hier een buitenpost opgericht. Raar hoor, zo'n Hollands sfeertje in een openluchtmuseum zoveel duizenden kilometers van Holland. Ondanks de bloeiende bomen en het feit dat het verkeer links rijdt en nog een heleboel andere dingen voelt dit deel van het land minder buitenlands aan dan bijvoorbeeld Frankrijk of Spanje. Door het brood, de huisjes, de taal en een deel van de geschiedenis is er niet echt sprake van een cultuurschok. We kunnen de radioprogramma's in het Zuid-Afrikaans vrij goed verstaan (een hit noemen ze een 'treffer') en ook de krantenartikelen zijn goed te begrijpen. De winkels zijn gewoon tot zes uur 'oop' (een beetje ouderwets zijn ze wel), een komkommer heet gewoon een komkommer, en ieder stadje heeft een Kerkstraat. Hoek's Toyota garage heeft twee ingangen. Boven deur 1 hangt het bordje 'workshop', boven deur 2 hangt 'werkswinkel'. Aan het eind van de middag gaat het zelfs regenen. Geen 'braai' vandaag, het hout is nat geregend. Voor zestig cent mocht Edwin 20 stukken brandhout uit de schuur pakken. Ze doen hier niet zo aan houtskool, 'braaien' doe je op hout. Broccoli (panklare roosjes, dank zij de Spar), heerlijke cheeseburgers en aardappelpuree uit een pakje. Fles goede Cabernet Sauvignon erbij. We staan hier heerlijk, op het gras, in de schaduw van eeuwenoude 'inlandse' eiken. Het zijn 'heimweebomen', de eikels zijn meegebracht en geplant door immigranten toen ze besloten zich hier te vestigen. Het leven is zo slecht nog niet. Oké, ik laat de mayonaise en de margarine achter, maar dan koop ik wel een plastic pot grondboontjesboter (pindakaas).
Barrydale, 16 november 2001 Na een paar dagen rust valt het niet mee om weer te gaan fietsen. Na een kilometer of 20 krijgen we de slag weer een beetje te pakken. In Suurbraak zijn we aan ons eerste blikje cola toe. Het is een landelijk dorpje, en drie van de vier winkeltjes hebben een zwarte eigenaar, vertelt de zwarte eigenaar van winkeltje drie ons. Hij is trots op zijn land, en is blij dat wij het met hem eens zijn: de infrastructuur is goed, alles is goed georganiseerd. Het zal nog wel twee generaties duren voor de huidskleur een minder belangrijke rol speelt, denkt hij. Hoewel hij echt zwart kroeshaar heeft zijn zijn armen maar een klein beetje bruiner dan die van Edwin. Gelukkig gaan ze niet de kleur van de billen vergelijken. Op de radio hebben we gehoord dat de regering voor vele miljarden dollars wapentuig gekocht heeft. Wij snappen dat niet, met dat geld zou zoveel goeds gedaan kunnen worden. Maar hij verdedigt zijn regering: Zuid-Afrika wil de leider zijn van Afrika, dus moet het ook het sterkste land zijn. En ze hebben een lange kustlijn, en nog wat onstabiele buren, zoals Zimbabwe op het moment. Apartheid is nog maar tien jaar geleden afgeschaft, en hij is zeer tevreden met de situatie zoals die nu is. En de pas die we gaan fietsen is baie mooi! Nou, dat is echt zo. Slingerend langs een riviertje, door allerlei kloven, volgen we 14 kilometer lang de Tradouw-pas. De weg loopt door het Grootvadersbosch Nature Reserve, en we zouden bavianen moeten zien en bloeiende suikerbossies, maar twee jaar geleden heeft een grote bosbrand de hele boel is de as gelegd. Dus geen suikerbossies meer, en de bavianen zijn waarschijnlijk ook ergens anders naar toe. Desondanks blijft het een mooie tocht. Omdat ze hier niet aan hoogtelijnen doen op de kaart, en ook in de boekjes de hoogte van een pas meestal niet vermeld wordt, is het altijd afwachten hoe hoog we moeten. Tot mijn opluchting staat er al een bord op 351 meter hoogte. Er komen nog wel wat heuveltjes achteraan, maar hoger wordt hij niet. 'Lekker ry?' wordt ons nageroepen. 'Ja, ons ry lekker!' roepen we dan terug. Barrydale ligt net aan de andere kant van de pas. Bij de ingang van het dorp staat een keurig VVV'tje, met prachtige folders en een leuke jonge vrouw die ons van alles vertelt. De camping ligt er meteen achter. Die stelt niet veel voor, maar er is verder niemand en we zouden het rustig aan doen, dus na 46 kilometer is het wel genoeg voor vandaag. Bovendien wordt het te heet om verder te fietsen. In het toiletgebouw zetten we alle schakelaars op 'aan', en een uurtje later kunnen we warm douchen. Er komt niemand om af te rekenen. Na de boterhammen met pindakaas en een uurtje lezen lopen we even het dorp in. Veel huizen staan te koop, een paar winkels staan leeg. Het is hier duidelijk minder welvarend dan in Swellendam. Het assortiment van de winkel is beperkt. Edwin kookt: een blikje doperwten (groenértjies), een blikje witte bonen in tomatensaus, een blikje knakworstjes en een blikje gehaktballetjes (éénpansgerecht). Fles goede wijn erbij, ananas toe. Op de terugweg blijft er een mannetje bij ons lopen. We verstaan hem slecht, maar hij zal wel om geld vragen. Hij is wel hardnekkig, we gaan weer bij het VVV binnen en hij blijft ons opwachten. De 'inligtingsbeampte' stuurt hem weg. Langs de grote weg ziet Barrydale er wel aantrekkelijk uit, maar het blijft verwonderlijk dat zulke dorpjes zulke goede VVV's hebben. Er is één wynkelder, twee restaurantjes, en drie B&B's.
Ladismith, zondag 18 november 2001 Zaterdagochtend om half zeven rijden we alweer. De planning was dat we dertig kilometer verderop, in Warmwaterberg, een nachtje zouden blijven. We hebben gehoord dat het daar erg leuk is. Het is nog redelijk koel, en de heuvels beginnen meteen goed pittig. In Lemoenshoek zijn we wel toe aan een verfrissing. Het is nog te vroeg, de 'tea-garden' is nog dicht. Er is maar één ander commercieel etablissement op de hele route : 'Ronnie's Sex Shop'. Die is wel open al zijn er geen klanten. Het zal wel een gat in de markt zijn, veel ander vermaak is er niet hier. Voor ons is het nog te vroeg voor seks of bier. Warmwaterberg Spa blijkt drie onverharde kilometers van de weg af te liggen. En de fietsen zijn net schoon. Bovendien is het pas half negen 's ochtends, beetje overdreven om de tent nu al weer op te zetten. Ik had het al aan zien komen, en ik baal ervan, maar we fietsen door naar Ladismith, nog 50 kilometer verder. Heuvel na heuvel, in een leeg landschap. Op regelmatige afstanden staan picknickbanken, maar nooit onder een schaduwboom. Om elf uur is het 34 graden in de schaduw, maar er is geen schaduw. We moeten nog 20 kilometer als ons water op is. Gelukkig staan er een paar huizen langs de weg, voornamelijk struisvogelfarms. Bij een boerendochter vult Edwin een waterfles. We hebben weer anderhalve liter. Op de stoep staan kratjes met struisvogelkuikens. Vijf kilometer voor Ladismith is het water al weer op, en nu zijn er geen huizen in de buurt waar we wat kunnen vragen. Ik heb het nu echt zwaar. Ik kan geen heuvel meer op, mijn benen weigeren nog enige druk uit te oefenen op de pedalen. Edwin neemt zelfs wat bagage van me over. Grote luxe auto's (veel grote Mercedessen hier) met airco rijden ons voortdurend keihard voorbij. Toeteren en zwaaien kunnen ze, maar er is er niet één die even stopt en ons een koud blikje cola aanbiedt. Ons tempo zakt aanzienlijk. Bij iedere heuvel moet ik even stoppen. De weinige wind die er is, hebben we mee. Dat is met deze temperaturen niet prettig. De rijwind valt dan weg en als we een beetje wind willen voelen, moeten we stoppen. De lijdensweg duurt op deze manier alleen maar langer, doceert Edwin. Alsof ik dat niet weet. Maar ik kan gewoon echt niet meer! Er moet druivensuiker en veel peptalk aan te pas komen, voor ik de laatste heuvel weet te bedwingen. De zon is moordend, nergens schaduw. Ik heb het af en toe koud, heb kippenvel bij 34 graden. Dat zal wel betekenen dat ik aan het uitdrogen ben. Maar dan eindelijk, eindelijk gaat de weg een stukje naar beneden en zijn we in Ladismith. Na 80 zware kilometers. Het is 12.00 uur, en bij de eerste de beste benzinepomp ploffen we neer in het restaurant. Daar drinken we per persoon een halve liter water, een blikje cola, een glas sap en een potje thee. Edwin bekent dat hij het het laatste stuk ook zwaar had, hij heeft ook kippenvel gehad. Nu zitten we weer heerlijk binnen op en koele plek. Ontbijt erbij, en langzaam komen we een beetje bij. Op de camping staat verder niemand, en toch staat de boiler aan. De beheerder vindt dat we een slechte dag uitgekozen hebben om te fietsen. Dat ben ik met hem eens, maar we hebben het toch gered! Na een paar kleine donderbuien wordt het toch weer zonnig. Aan het eind van de middag fietsen we naar het centrum. We vinden een Farmstal die heerlijke maaltijden verzorgt. Edwin neemt een kilo spareribs, ik ben wat bescheidener. We zitten heerlijk, drinken veel (ook water!) en smullen van wat ons voorgezet wordt. De bedienende meisjes zijn knap en erg aardig. Ladismith is een mooi dorp, met brede straten vol bloeiende jacaranda's, en mooie bergen op de achtergrond. Heel langzaam komen we onze beproeving weer te boven. We kopen een stuk Goudse kaas (volgens oorspronkelik resep) en een pot heerlijke appelkooskonfijt (huisgemaak), en vallen in slaap zodra het donker wordt. We hadden de hele nacht heerlijk door kunnen slapen, als in de vijver naast de tent het Groot Nachtelijk Kikkerkoor geen keihard concert had gegeven. Zondag is een koele (21 graden) bewolkte dag. We slapen uit. Omdat de winkels op zaterdagmiddag en zondag dicht zijn in kleine dorpjes, gaan we maar weer uit lunchen. Op het platteland zijn de mensen vaak erg religieus. Ze gaan op zondagochtend naar de kerk, en verder zie je niemand meer op straat. Alleen langs de doorgaande weg is wat leven te bespeuren. In 'onze' farmstal Keurbosch zitten nog een paar toeristen te eten. Tussen de middag is er ook een dagschotel: 'gekookte ete'. Heerlijk bord vol lamsvlees, kip, verse doperwtjes, zoete pompoen en goede salade erbij. Als toetjes een meringue met vers fruit en ijs. Fantastisch! Een tientje per persoon, en een fles koele, plaatselijke Chardonnay erbij voor vijf gulden. We zijn zeer, zeer tevreden. Niet alleen omdat het goedkoop is, maar vooral omdat de kwaliteit erg goed is, en de bediening uitermate vriendelijk. Edwin leest een roman over de training van elitetroepen voor de Tweede Wereldoorlog. Regelmatig leest hij een stukje voor, over lange geforceerde nachtmarsen met volle bepakking, waarbij ze dan niet van hun water mochten drinken. Dat gefiets van ons is maar een bejaardenuitstapje, zegt hij dan. Hij wil de Swartbergpas fietsen, de meest spectaculaire van het hele land. 1600 meter hoog, en onverhard. Zulke boeken zijn niet goed voor onze relatie!
Calitzdorp Spa, maandag 19 november 2001 Na een nacht vol regen worden we wakker op een camping vol plassen. We slapen normaal gesproken met alles van de tent open wat open kan. De temperatuur 's nachts zakt vaak niet onder de 17 graden. Omdat bijna overal muggen zijn, moet de binnentent hermetisch dicht en ons knuttengaas ventileert niet erg. Dus Edwin moppert wat af, omdat hij het te heet heeft 's nachts. We hebben de dunste slaapzak die er is (de 'zomerdeken'), en toch is hij nog te warm. Dus slapen we met zoveel mogelijk buitentent open, wat wel inhoudt dat we wakker moeten worden zodra het begint te regenen. Dat lukte vannacht niet helemaal. Het Groot Nachtelijk Kikkerconcert was afgelast wegens regen en we lagen heerlijk diep te slapen. Zodat alles in de voortent in een laagje water staat, en één van mijn sandalen heeft zelfs de nacht buiten de tent doorgebracht. Ik had me helemaal voorbereid op een vroege start. Het is dan even omschakelen als we opeens geen haast kunnen maken, maar moeten wachten op een droge periode. Om acht uur rijden we redelijk droog weg. We komen tot het benzinestation, dan begint het weer te regenen. ('Nee, dat is nie normaal nie, het is altijd 30 graden deze tijd van het jaar. Ek weet echt nie wat er met die weer aan de hand is nie. En een hagelstorm heeft de appelkosenoogst beschadigt. En tegen zijn zoontje, die in de regen loopt: 'kom uit die water!). Na een langzame pot thee besluiten we de regenkleding aan te doen. We zullen eens kijken wie er gelijk heeft: de man van de camping die zei dat het grootste gedeelte van de route bergaf zou gaan, of de man van het café, die zegt dat ons een flinke bergpas wacht voor Calitzdorp. Eerst bezorgen we het personeel van het benzinestation nog wat leuke momenten. Vooral mijn regenoverschoenen zorgen voor ongelovige blikken, gevolgd door gelach. Ze kunnen me wat, ik ga geen dagen rondlopen met natte bergschoenen. Beide mannen hadden gelijk over de route. De Huisrivierpas is 662 meter hoog. Het is me een raadsel waarom alle boekjes ophef maken over de Tradouwpas van 350, terwijl de Huisrivierpas nooit genoemd wordt. En hij is prachtig. De klim is niet te steil, de afdaling door een kloof tussen prachtige bergen is lang en spectaculair. De begroeiing is schitterend, en er zitten bavianen. Jammer dat het regent, en dat we voornamelijk bezig zijn met regenkleding aan - regenkleding uit - regenkleding weer aan doen. Nog een laatste heuveltje op (weinig problemen mee vandaag, het is 19 graden) en dan zijn we in Calitzdorp. In een klein restaurantje genieten we een voedzame lunch. Het is gezellig, we praten met een Schots stel op vakantie en een jong Zuid-Afrikaans stel waarvan de vrouw au pair is geweest in Wassenaar. Zodra we weer buiten staan gaat het weer regenen. De camping zit 22 kilometer buiten het dorp, in Calitzdorp Spa, waar een warmwaterbron is. Tegen de tijd dat we daar zijn regent het zo hard dat we besluiten een huisje te huren. De camping ziet er prima uit, mooi gras en schaduwbomen, en eigenlijk kamperen we liever, maar nu is het echt te nat. 72 km gefietst. Eten is heel belangrijk voor een fietskampeerder. We verbruiken in vijf uur fietsen ongeveer 2000 calorieën extra. Die moeten natuurlijk op aangename wijze aangevuld worden. De laatste dagen hebben we een paar nieuwe dingen gegeten. Zoals de 'koeksister', een wokkelvormige oliebol die langdurig in mierzoete siroop heeft liggen marineren. Krijg je heel dikke billen van, als je niet fietst. En biltong, dunne staafjes gedroogd vlees. Eerst een poosje op soppen, dan pas kauwen. Lekker pittig, het weegt niets, ideaal noodvoer. Gemberbier ('ginger ale') bevat heel wat meer gember dan we gewend zijn. Alleen te gebruiken voor medische doeleinden. En Bobotie, een gehaktgerecht met rozijnen en heerlijke kruiden, is heerlijk. Edwin kreeg van de au pair een stukje 'droëwors' oftewel gedroogde worst en dat smaakt gewoon zoals gedroogde worst in Drenthe smaakt.
Oudtshoorn, 20 november 2001 De zon schijnt weer. We zouden natuurlijk nog een dag kunnen blijven, stukje wandelen, beetje bij het zwembad liggen. Het grote aantal vliegen in het huisje maakt het nog een dag blijven niet aantrekkelijk. We kunnen natuurlijk ook de tent hier voor een nachtje opzetten. Maar het is nu lekker fietsweer, en wie weet hoe heet het morgen weer is. Het winkeltje hier heet 'de superette', en verkoopt alleen chips en ijsjes. Er zijn hooguit drie huisjes bezet, het restaurant is dan ook erg leeg. De opzet van dit complex is luxe, maar het onderhoud laat een beetje te wensen over. We hebben goed geslapen, kleren en tassen zijn weer droog, en we gaan verder. Het is 50 kilometer naar Oudshoorn, over een vrij vlakke weg. Wolken hangen decoratief tegen de bergen aan. Hier heeft zo te zien landhervorming plaatsgevonden. Er zijn veel kleine percelen, met een huisje erop, en een paar struisvogels erbij. De gevels hier zijn niet zo fris wit, alles is een beetje rommelig. Oudshoorn is de toeristenhoofdstad van de Klein Karoo en heeft alles wat een fietskampeerder begeert: een goede camping, veel winkels, leuke restaurantjes, minstens twee internetcafés en een tweedehandsboekwinkel, brede straten met bloeiende bomen, souvenirwinkels, een museum en veel attracties in de omgeving. Er is zelfs een grote fietsenwinkel, die Giants verkoopt, en Rabobankbidons.. Wat een kwelling: we hebben niets nodig. Er staat een groot rek fietskleding, maar er is niets Zuid-Afrikaans bij. Erg geglobaliseerd, dus hebben we geen excuus om een fietsshirt als souvenir te kopen. Bijna alle campings tot nu toe waren eigendom van de gemeente. De 'Kleinplaas woonwapark' is privé-eigendom. Het verschil is wel te zien. Het toiletgebouw is perfect. Niet alleen douches, maar ook badkuipen. Er staan grote potten met varens. Er is een zwembad, er zijn schaduwbomen. Heerlijk plekkie om wat langer te blijven. We 'bederf' onszelf (verwennen) met een uitgebreide lunch. In restaurant 'De Fyne Keuken' nemen we een SA Trio-schotel: rundvlees-, struisvogel- en koedoevlees, met patat, rijst en groenten, flesje eikengerijpte Chardonnay erbij....Koedoe heeft een lichte wildsmaak, struisvogelbiefstuk is heel lekker mals, heel zacht smakend vlees. Fantastisch! Dat we hier zo goed en goedkoop uit eten kunnen geeft toch wel een extra luxe dimensie aan fietskamperen. We nemen allebei een toetje, en toch vallen we af. Bij de supermarkt halen we dan ook nog wat lekkers en een literbak yoghurt, en het eerste deel van Harry Potter. We zwerven een beetje door de stad, kopen tweedehandsboeken, en een stuk spreiachtige stof om onder te slapen als het te warm is voor de slaapzak. We komen de Schotten weer tegen, en praten een tijdje met Hollanders. Er komen steeds meer wolken, en we zijn net op tijd weer bij de tent voor het weer gaat regenen. In het noorden is veel meer regen gevallen dan gebruikelijk. De stuwmeren staan meer dan vol en de boeren kunnen de aardappelen niet uit de grond krijgen. De meerdaagse weersverwachting ziet er goed uit: beetje bewolking en niet te hoge temperaturen. Donderdagochtend pakken we de boel weer in en fietsen een stukje richting de pas. We moeten eerst de Schoemanspoort over, een pas, volgens de kaart. Maar de weg gaat door een kloof, en stijgt heel langzaam. Niks geen pas, heb ik me weer voor niks op zitten fokken. Al na 23 kilometer zetten we de tent op, bij de Cango mountain resort, een grote gemeentecamping. 10 Kilometer verderop zit nog een camping, maar we kiezen deze omdat hij aan asfalt ligt, en volgens de advertentie een restaurant en een 'full equipped' winkel heeft. Nou, het is goed dat Cokky altijd noodvoorraad bij zich heeft. Op chips en ijs kunnen we niet fietsen. Eén van de belangrijkste regels van het fietskamperen: gooi je oude brood niet weg voor je nieuw gekocht hebt! Edwin leeft volgens de richtlijn 'op is op', ik ben van de 'wie wat bewaart heeft nog wat' kant. Als we 's middags naar waterval 'Rust en Vrede' fietsen, heeft hij er baie spijt van dat hij alle wijn tussen de middag heeft opgemaakt. Het is een zware route, zeven onverharde kilometers omhoog. Tegen de tijd dat we bij de waterval zijn, is hij weer helemaal nuchter. De regen van de laatste tijd zorgt voor een woeste waterval, die loodrecht naar beneden stort tussen steile wanden. We ontmoeten een advocaat uit Kaapstad. Leuke vent, hij geeft zijn telefoonnummer en nodigt ons uit om langs te komen. De terugweg gaat een stuk makkelijker. Er staat zowaar nog een andere kampeerder. Het is hier prachtig. Groen, veel bomen, mooie bergen op de achtergrond, heel rustig. Vrijdagochtend is mijn humeur niet bepaald zonnig te noemen. Het vooruitzicht een onverharde pas van 1585 meter te moeten befietsen maakt me geen prettig gezelschap. We nemen alleen het hoogstnodige mee en gaan op weg. De eerste twintig kilometer is nog geasfalteerd, maar klimt al gestadig. Dan houdt het asfalt op en begint de echte pas. Hoog bovenop de berg zien we hem slingeren. Edwin kickt hierop; ik leg me maar bij het onvermijdelijke neer. Langzaam komen we steeds hoger. Het wordt zo steil dat ik moet lopen. Automobilisten kijken meewarig naar ons. Bij een uitzichtpunt staan een stuk of twintig Franse wijnbouwers uit Bordeaux. Ze waren ons eerder voorbijgereden. Edwin komt fietsend aan, en krijgt applaus. 'Pauvre madame', zeggen ze tegen hem, en wijzen in de laagte, waar ik aan kom lopen. Toch krijg ik ook applaus als ik aankom. Jammer genoeg zijn we dan nog niet echt boven. Een steil stuk scheidt ons nog van Die Top. Twee mountainbikers komen naar beneden. Ze logeren in Backpackers in Oudshoorn. Daar kan je mountainbikes huren, en dan wordt je met de auto naar boven gebracht. Hoef je alleen maar te remmen, en je komt bijna vanzelf weer in Oudshoorn. De volgauto blijft in de buurt met reservefietsen. Slap hoor. Edwin is al boven als er een Volkswagenbusje met vier Hollanders bij me stopt. Ze zijn al op de terugweg naar Oudshoorn. Ze fietsen zelf ook, maar dit vinden ze toch iets te heftig. De beloning is geweldig, zeggen ze, het uitzicht is schitterend. Voor mij ligt de beloning meer in koud bier en een grote biefstuk vanavond, zeg ik. Als ze horen dat we gisteren geen 'braai' gehad hebben maar macaroni, gaat meteen de koelbox open. Ze hebben nog vlees over van gisteren, en nog een stuk kaas, of ik dat hebben wil? Dat zijn toeristen naar mijn hart! En zo zitten we om half twaalf al te eten. We hebben alle calorieën hard nodig . Er staat een koud windje, dus houden we een heel korte lunchpauze. Verderop zien we de befaamde haarspeldbochten liggen, en heel diep in de kloof zien de weg tussen de prachtige rotsen verdwijnen. Deze kant van de pas is héél spectaculair. En heel steil. Edwin heeft een theorie over oude wegen: omdat paard-en-wagen niet zulke steile hellingen konden nemen als auto's, zijn oude wegen altijd minder steil dan nieuw aangelegde wegen. Hier in Zuid-Afrika hebben ze niets te maken met Edwins theorieën. Ze verslijten hun trekdieren gewoon veel sneller. Het gemiddelde stijgingspercentage is 8 procent. De pas is aangelegd in 1888 door Thomas Bain, een beroemde passenbouwer die wel 17 passen heeft aangelegd in de Kaapprovincie. Door gevangenen het werk te laten doen kon de pas redelijk goedkoop aangelegd worden. Het is een vreselijk karwei geweest, alles moest met de hand gebeuren. De pas is nog precies zo als 100 jaar geleden, en is nu een Nationaal Monument. Wilde geraniums bloeien langs de kant, overal komen stroompjes water de bergen uit, en het is prima weer. We genieten ervan als we naar beneden hobbelen, maar we knijpen hem al een beetje voor morgen, als we weer omhoog moeten. Prince Albert is een uiterst aangenaam dorpje. Witte huisjes, veel bomen, en gootjes langs de weg waarin het water uit de bergen naar de tuinen geleid wordt. Op het eerste het beste terras dat eruitziet alsof ze bier schenken strijken we neer in de schaduw van een boom. De gastvrije eigenaresse spreekt haar bewondering uit voor onze prestatie en haalt gauw twee grote glazen Castle bier. Even later stopt er een grote auto en strijkt er een gekleurd yuppengezin neer aan de tafel naast ons. De vrouw verklaart dat ze erg moe is, want ze hebben net de pas gereden. Zoals bijna ieder huis hier is dit ook een Bed&Breakfast. Het ziet er allemaal heel romantisch uit. Foto's van dit huis zouden niet misplaatst zijn in een life-style magazine. Na een douche en een hoofdstuk Harry Potter (die moést mee) lopen we een stukje door het dorp. Bij een leuk ´out wijffie´ kopen we een springbokpasteitje en een blikje cola. Verder is er weinig te beleven. Gary, de eigenaar van 'Onse Rus' heeft een tafeltje in een restaurant voor ons geboekt. Dat gaat pas om zeven uur open, dus we hebben alle tijd om wat te lezen en uit te rusten. In de mooie zitkamer staan boeken en tijdschriften, de honden willen spelen en de kat wil geaaid. Voor we naar het restaurant gaan kijken we even naar het weerbericht. Eigenlijk willen we vroeg weg, zodat we de pas over zijn voor het heet wordt. Maar het ontbijt wordt pas om half acht geserveerd. Als de voorspelling voor morgen 'bewolkt en koel' blijkt te zijn, beslissen we om rustig aan te doen, en ons lekker te laten verwennen met een echt Engels ontbijt. Het restaurant is een sfeervol éénvrouwszaakje. Of we wijn bij ons hebben, vraagt de bazin. Nee? Dan hebben we pech, want ze heeft geen vergunning om wijn te verkopen. Dat wordt water of jus d'orange bij de struisvogelsteak We zijn de enige gasten. In andere jaren is het hier drukker, nu lijkt het of alle toeristen wegblijven omdat niemand meer durft te vliegen, Dat is een tegenslag voor dit dorp, dat behalve van fruitteelt (en heerlijke olijven) voornamelijk bestaat van het toerisme. Het smeedijzeren tuinstel is romantisch gedekt als we de volgende ochtend verschijnen voor het ontbijt. Fruit, muesli, yoghurt, gebakken ei met tomaat, bacon en champignons, geroosterd brood, drie soorten zelfgemaakte jam.... we smullen. Op zo'n ontbijt komen we de pas wel over. Vandaag is het oogstfeest: een paar kraampjes met fruit, zelfgemaakte conserven of andere huisvlijtproducten staan opgesteld bij het museum. Een ander leuk oud wijffie van 81 vertelt dat ze haar hele leven hard gewerkt heeft op de 'farm'. De kleurlingen denken dat ze alles maar voor niets krijgen, vertelt ze. Het dorp geeft 100 kinderen te eten. Hun ouders zijn verslaafd aan alcohol, en kopen alleen op vrijdag (betaaldag) eten voor de kinderen. Zwarte mensen zijn beter, die maken vaak nog dingen die ze kunnen verkopen, maar kleurlingen zijn te lui om te werken, zegt ze. Het klinkt heel aannemelijk, en ze heeft haar hele leven hier doorgebracht, dus ze zal er wel kijk op hebben. Woord van de dag: in het Nederlands gebruiken we toch wel erg veel Engelse termen. 'Placemats' is eigenlijk gewoon lelijk! Waarom gebruiken we ook geen 'plekmatte'? Bij het afrekenen van de B&B geeft Edwin wat fooi. De eigenaresse roept meteen de kokkin en de tuinman, en verdeelt de fooi tussen die twee. 'Dankie meneer, dankie', komen ze allebei zeggen. De kokkin is vriendelijk en vrolijk, ziet er leuk uit. Langs de weg zien we nogal eens mensen die een heel stuk minder vrolijk zijn en er verwaarloosd uitzien. Er moet nog heel wat gebeuren voor er hier geen armoede meer is. De eigenaars van onze B&B zijn niet thuis als wij naar het restaurant zijn, maar dat is geen probleem. Ze laten de deuren gewoon open, en hier kun je in het donker veilig over straat lopen. De deur van ons appartementje kan niet eens op slot. Na ontbijt en oogstfeest zijn er geen excuses meer om nog langer te rekken. We moeten nu toch echt die pas op. Nog even een kleine stop bij de 'plaasstal', waar ze echt goede kaas verkopen, en nog een heleboel andere leuke dingen. Als we de volgende keer met de tent zijn, mogen we die in de tuin van de plaasstal opzetten, biedt de vriendelijke eigenaar aan. Heel lief van u, meneer, maar ik ben toch wel blij dat ik deze pas zonder bagage mag fietsen. Dan moeten we echt omhoog. Het valt niet tegen, we weten tenslotte precies wat ons te wachten staat. Ik loop hele stukken, terwijl Edwin fietst, maar dat wil niet zeggen dat hij veel voorsprong opbouwt. Lopen gaat bijna net zo snel op een helling van rond de 10%. Wolken hangen op de top, en bovenop is het flink koud. 'Hadden ze ook deel 2 van Harry Potter in de supermarkt?' vraagt Edwin als we eindelijk boven zijn. We doen de jassen aan tegen de afdalingskou, en laten ons heerlijk zakken tot we weer asfalt hebben en nog verder tot aan 'Wilgewandel', een farmstal annex kamelenritjesbedrijf. En een vijver met stampbote (waterfietsen). Daar rusten we uit bij een welverdiende pot thee. Tien kilometer verderop staat de tent nog exact zoals we hem achtergelaten hebben. Zelfs de margarine, die ik in de schaduw had gezet op een tafel, staat er nog. De Swartbergpas is héél, héél indrukwekkend en we zijn heel tevreden over onze excursie naar Prince Albert. Het was inspannend, maar zeer de moeite waard. Achteraf gezien hadden we een rondje kunnen rijden met bagage. Iedereen zegt echter meteen 'heet, heet' zodra het over de Klein Karoo gaat, laat staan als het over de Karoo gaat. En door mijn traumatische 34graden-ervaring heb ik geen zin om ergens in het binnenland te zitten als het opeens 40 graden wordt, wat hier in de zomer gebruikelijk is. Onze conditie is perfect, we zijn wel moe, maar niet echt kapot. En van twee keer zo'n pas over krijgen we echt geen spierpijn!
Oudtshoorn, 25 november 2001 We slapen uit, en ik ben nog moe als ik na 10 uur slaap een beetje wakker wordt. Edwin heeft een lekke achterband. We doen rustig aan, fietsen 23 kilometer op ons gemak en zetten in Oudtshoorn de tent weer op hetzelfde plekje neer. Vanwege uitgeputte voedselvoorraden en beschimmeld brood moeten we weer uit lunchen. Op zondag is het hier nog rustiger dan in Katwijk. Sommige restaurants zijn gesloten, zelfs de grootste souvenirwinkels zijn dicht. Het is erg rustig op straat. Alleen op het kruispunt met de doorgaande weg zijn wat zaken open. We komen dus niet om van de honger. Vanaf het terras zien we regelmatig personeelsleden van de grootste supermarkt langslopen, in uniform. Dat doet ons vermoeden dat die zaak misschien open is, en dat klopt. Behalve de gebruikelijke literbak yoghurt en brood en kaas staat Harry Potter deel 2, 3 en 4 op het boodschappenlijstje. Ergens anders kunnen we ze misschien niet meer zo makkelijk kopen. Gaan we ze meefietsen, sturen we ze op naar huis of verkopen we ze in de tweedehandsboekenwinkel? Dat zijn zo de dilemma's van de fietskampeerder. Volgend artikel op het boodschappenlijstje: een fles wijn. Maar die afdeling is afgesloten met een hek, waarop de volgende mededeling hangt: 'Aandag Klante! Ons wordt ongelukkig nie toegelaat om wyn op Sondae te verkoop nie. Ons vra om verskoning vir die ongerief'. Alweer een avond zonder wijn! Het museum is wel open. Het geeft een goed beeld van de geschiedenis van de struisvogelfokkerij, en van de rijkdom die hier aan het eind van de 19e eeuw heerste. De 'verenbaronnen' waren ontzettend rijk, totdat in 1914 de verenhandel instortte. Baie interessant museum! We blijven een paar nachten hier. Uitrusten, wassen, fietsen poetsen, Harry Potter lezen, struisvogelfarm bezoeken, de toerist uithangen. En het volgende stuk route plannen. We houden het hier nog wel even uit!
Oudtshoorn, 29 november 2001 Ach, iedere dag struisvogelbiefstuk gaat ook vervelen. Dus vinden we het niet zo erg dat onweer en regen ons gegijzeld houden in de tent. Het duurt tot na winkelsluitingstijd. We zullen weer noodvoorraad moeten eten: noedels zonder wijn. Gisteren was het prachtig weer. Eerst hebben we een struisvogelshowfarm bezocht. Het stelt niet zoveel voor. De echte farm krijg je namelijk niet te zien. Er is een klein stukje ingericht speciaal voor de toeristen. Een gids vertelt wat over de beesten en de geschiedenis van het fokgebeuren. In een zaaltje staat een broedmachine, met wat eieren en kuikens. De verschillende soorten veren liggen uitgestald. Buiten kan je dan een struisvogel aaien, ze voeren, erop zitten (hebben we niet gedaan) en op de eieren staan. Het zijn héél sterke eieren, de grootste ter wereld. Er een gekookt eitje van maken duurt twee uur. Perfect noodvoedsel trouwens: de verpakking is erg stevig en de inhoud blijft drie maanden goed. We houden het toch maar bij noedels, die zijn wat lichter om mee te fietsen. Alle onbevruchte eieren worden uitgeblazen en verkocht aan de toeristen, al dan niet beschilderd of bewerkt. Het assortiment varieert van werkelijk prachtig bewerkte eieren tot de meest afgrijselijke kitsch. Edwin koopt een (onbewerkt) ei om het op te sturen naar Staatsbosbeheer in Noordwijk, als aanvulling op de eierverzameling. Aan het eind van het bezoek aan de farm wordt er een struisvogelrace gehouden. Twee werknemers rijden een stukje om het hardst. De poespas eromheen hoeft voor ons niet zo, maar het is heel interessant om wat meer over de 'volstruis' te horen. Niet dat er ook halfvolle struisen zijn. Maar de 'vogelstruis' werd 'voëlstruis', en is nu verder versimpeld tot 'volstruis'. Na de struisvogelfarm via de supermarkt linea recta naar het zwembad gegaan: het is 36 graden. Woord van de dag:' hokkieskeidsregter', op de voet gevolg door 'liggaam'. Maar het gebruik van 'rekenaar sagteware' in plaats van computersoftware gaat me iets te ver. De wereldberoemde Cango Caves bezoeken we niet, we zijn geen liefhebbers van stalagmieten of stalactieten. We gaan ook niet naar de Cango Wildlife Farm, waar je een cheeta kan aaien. Dat komt niet alleen door Harry Potter, maar ook omdat we een beetje lui zijn. Het wordt tijd dat we hier weg gaan. De wilde beesten belagen ons: dikke harige rupsen kruipen steeds de tent binnen. Drie ervan hebben zich al verpopt in onze fietstassen. Tot nu toe hebben we niet echt last gehad van insecten. Gewone steekmuggen zijn er natuurlijk wel, maar niet in overdreven aantallen. Hetzelfde geldt voor mieren en kriebelvliegen. Torren, kevers en spinnen zijn er in allerlei vormen, kleuren en maten. Allemaal net even anders dan we gewend zijn. Op de weg lopen soms honderden dikke duizendpoten. We proberen diervriendelijk te fietsen, dus we slalommen er zoveel mogelijk omheen. Dat lukt niet altijd. Het geluid van een openbarstende duizendpoot is dusdanig onaangenaam dat we daarna nóg beter ons best doen om ze te ontwijken.
De Rust, 30 november 2000 Omdat we de Meiringskloof zonder bagage willen fietsen zetten we de tent na 35 km al weer op in De Rust. Bij een oud mannetje in de tuin. Hij heeft een handgeschilderd campingbordje opgehangen en wij trappen erin. Hij verhuurt ook huisjes, maar er is verder niemand, dus één van die badkamers kunnen we gebruiken. Edwin is de rest van de middag slachtoffer: de mannen bespreken de wereldpolitiek, de economie, de invoering van de euro en Bin Laden. Meneer Schabort is bijna 80, hij leest nog zonder bril en heeft bijna al zijn tanden nog. Eén heeft hij zelf gemaakt van kiezel, die valt er steeds uit. Hij had eerst iets door de tandarts laten maken, maar die viel er ook steeds uit. Hij praat nog zonder gehoorapparaat. Edwin houdt wel van oude mannetjes die overal in geïnteresseerd zijn en die heel veel weten, maar als direct na het ontbijt het gesprek verder gaat via het scheppingsverhaal en de Lijkwade van Turijn, wordt het zelfs Edwin te veel. We breken op en zetten de tent 8 kilometer verder weer op, bij de Stompdriftdam. De eigenaar daarvan komt ook een praatje maken. Hij slacht duizend volstruisen per jaar. De boeren moeten steeds meer belasting betalen, vertelt hij, de lonen van de arbeiders gaan steeds omhoog en de voorzieningen zijn nu veel slechter dan tien jaar geleden. De voorzieningen voor rijke blanken, bedoelt hij waarschijnlijk. Kortom, gebruikelijk boerengeklaag. Het is ons wel opgevallen dat achterstallig onderhoud gebruikelijk is en dat dingen die goed zijn, vaak oud zijn. We fietsen zonder bagage de Meiringspoort in, een doorgaande weg door een kloof. Tussen fraaie rotspartijen door steken we talrijke keren de rivier over. De weg stijgt langzaam. Een politieauto komt met zwaailicht de kloof uitgereden. Even verderop ligt een motorrijder in de rivier. Te hard gereden, macht over het stuur verloren. Slechte plek om te verongelukken, in de kloof is geen dekking voor mobiele telefoon of politieradio. Later horen we dat hij zwaar gewond is. Dat valt ons nog mee, na zo'n duik heeft hij waarschijnlijk alle botten in zijn liggaam gebroken. Bij de waterval is een keurig infocentrum en een prachtige picknickplek. De weg is in 1996 helemaal weggespoeld geweest, nu is alles vernieuwd. De kloof is vooral belangrijk vanwege de plantengroei. In 1710 hebben Engelsen hiervandaan zaad en stekjes van de Wilde Malva naar Europa gestuurd. De Hertogin van Beaufort is gaan kweken en kruisen en daaruit zijn onze geraniums ontstaan.
Uniondale, 3 december 2001 Zondagochtend fietsen we verder, om zes uur 's ochtends, 16 graden, halfbewolkt, wind mee. Lekker rustig op de weg. Op zondag is alles dicht, wat nu niet zo'n probleem is, want er is niets onderweg. Wat struisvogels, een handvol schapen en hier en daar een verspreide boerderij. Maar geen plaasstal, geen winkeltje met koude cola. En dat bijna 80 kilometer lang. Het landschap is prachtig en eigenlijk nog vrij ongerept. Begroeide heuvels, hoge aloë’s en bloeiende vetplanten en in de verte zien we af en toe de Olifantsrivier kronkelen. Vroeger liepen hier veel wilde dieren, nu zien we slechts een paar antilopen wegspringen. Alles is ingerasterd. De weg slingert over heuvel na heuvel. En het is altijd hetzelfde: tegen de tijd dat ik denk dat het wel meevalt, dat we er bijna zijn, dan komen de laatste loodjes. De wind is gedraaid en we moeten nog een paar flinke heuvels nemen, flinke wind tegen. En het blijkt 10 kilometer langer te zijn dan op de kaart stond. Door de bewolking en vrij lage temperatuur is het te doen en hebben we water genoeg bij ons. Tussen de middag bereiken we Uniondale. Een grote 'Dutch Reformed' Kerk staat in het midden van het dorp. Dat zegt al genoeg: alles is dicht. Het hek van de lege camping kunnen we opendoen, maar het toiletgebouw zit op slot. Sleutel te bevragen bij de VVV, die dicht is. De buitenkraan doet het (ook heet water!), dus we redden ons wel. De fietstocht was extra zwaar, niet alleen vanwege vier delen Harry Potter, maar ook omdat we voldoende voer bij ons hebben voor vandaag. Uniondale is vrij klein en we hadden al verwacht dat het restaurant en de winkeltjes met 'wegneem-etes' dicht zouden zijn. Edwin weet nog wel een zak chips en wat koels te drinken te bemachtigen. Meer heeft dit dorp niet te bieden op zondag. Maandagochtend melden we ons meteen bij de mevrouw van de VVV. Zoals gewoonlijk is ze bijzonder aardig en hulpvaardig. Gewapend met de sleutel van het toiletgebouw kunnen we eindelijk douchen. Dat is toch wel lekkerder dan wat met een washandje bij de kraan frutselen. Dan het dorp in. Campinggas is hier niet verkrijgbaar. Omdat we, geheel tegen mijn principes, zonder reserveblikje rondfietsen, moeten we zuinig aan gaan doen met het restje gas dat we nog hebben. Dus lunchen we in het plaatselijke restaurant. Heerlijke hamburger met patat en lekkere pudding toe. Dan eten we vanavond brood, dat kost geen gas. We brengen een bezoek aan de plaatselijke bibliotheek in het gemeentehuis, om drie delen Harry Potter en nog twee andere pockets te schenken. Er is een echte bibliothecaresse, er is een aardige collectie boeken en het lidmaatschap is gratis. Ze hadden Harry Potter alleen in het Afrikaans. Twee van haar dochters spreken door een uitwisselingsprogramma wat Nederlands en ze vinden het een 'baie komiese' taal. De hoeveelheid bagage breidt zich heel stiekem uit. Toch maar een tefal koekenpannetje gekocht, Edwin wilde een T-hempie met een struisvogel erop. De sprei weegt ook niet niks. Met de pas in het vooruitzicht neemt Edwin drastische maatregelen: hij rukt de helft van de Lonely Planet gids eruit. We gaan toch niet naar Lesotho, Swaziland of de Noordelijke provincie, dus die informatie hoeven we ook niet mee te fietsen, vindt hij. De bruut. Woord van de dag: rundergehakt heet 'bees-maalvleis' en op je boterham doe je eerst een laagje 'vetsmeer'.
De Vlugt, 4 december 2001 De Prins Alfred Pas is dicht, er wordt aan gewerkt, maar met de fiets kan je er wel door, zei de bibliothecaresse. De VVV-mevrouw had er niets over gezegd. Bij het dorpje 'Avontuur' ,waar het asfalt ophoudt, staat het bord op de weg: 'pad gesluit'. Dat bord negeren we. Even verderop staan twee kroeskoppies langs de weg. 'Die pad is gesluit, mevrouw', zegt het oudste meisje beleefd. Of we er met de fiets ook niet door kunnen, vraagt Edwin. 'Nee meneer', is het antwoord, 'ernstig gat, meneer'. Ook dat nemen we voor kennisgeving aan. Maar twee kilometer verderop staat een ernstig dicht hek, met wel drie borden waarop 'pad gesluit' staat. Met moeite kunnen we de fietsen aan de kant van de afgrond langs het hek wurmen. In de verte staat een vrachtauto. De leraar Engels uit Uniondale is aan het wandelen met zijn hond. Hij roept ons toe dat we om moeten draaien, maar zegt er gelukkig meteen achteraan dat dat een grapje was. Er is inderdaad een groot gat in de weg gespoeld, maar het herstelwerk is bijna af. Hij woont beneden in het dal en nodigt ons uit voor koffie. Hij loopt naar beneden over een paadje en denkt dat hij eerder bij zijn huis zal zijn dan wij. Bij het gat moeten we een klein stukje door een berg zand en stenen lopen om langs de hydraulische graafmachine te komen. We worden belangstellend gadegeslagen door een ploegje wegwerkers (1 werkt, 8 kijken). Daarna zoeven we naar beneden. Bij het huis van de leraar wachten we een poosje. Zwarte mensen die naast hem wonen vertellen dat hij zo wel terug zal zijn. Het blijft raar om middenin het niets bijna-Nederlands te kunnen praten met negers. Toby blijft een beetje lang weg en we besluiten door te fietsen. De weg blijft naar beneden gaan door een prachtig begroeide kloof, langs een riviertje. Edwin stopt bij iedere bocht om zijn boekje over de aanleg van de weg te raadplegen. Ook deze pas is weer aangelegd door Thomas Bain en is bijna onveranderd. De gestapelde muren zijn meer dan 100 jaar oud. Bij de aanleg zijn nog luipaarden geschoten. In 'De Vlug' was het kamp van de wegwerkers. Nu wonen er nog drie boeren en er is een forellenkwekerij. Daar kunnen we kamperen. De Duitse eigenaar rekent flinke prijzen: 100 rand voor een nacht. Dat maakt dit de duurste camping tot nu toe. Het wordt voor ons met de dag goedkoper hier. Iedere dag bereikt de rand nieuwe historische dieptepunten. Vandaag is 100 rand 23 gulden. Hoewel ik een overtuigd passenhater ben, moet ik toegeven dat het bijna een teleurstelling is als we na anderhalf uur fietsen al op het hoogste punt van de Prins Alfred Pas staan (1050 meter). Uniondale ligt al op ruim 700 meter, maar als ik al die bochten op de kaart zie, denk ik altijd dat de weg omhoog gaat. Nu dus niet. Na een betrekkelijk kort stukje klimmen, waarvan ik dacht dat het de aanloop was tot het echte werk, zijn we boven. Ik zou hem niet graag andersom fietsen (lopen), maar toch geeft dit weinig voldoening. Had ik niet gedacht. De pas is genoemd naar een zoon van Queen Victoria, die ter gelegenheid van de opening op olifantenjacht kwam.
Knysna, donderdag 6 december 2001 De Duitser blijkt een man met een visie te zijn. Twee jaar geleden heeft hij deze failliete forellenkwekerij gekocht. Met 1500 hectare erbij. De vissen zorgen voor inkomsten, net als de vier vakantiehuisjes. In zijn privé natuurreservaat (zijn paradijs, zoals hij zelf zegt), wil hij een beperkt aantal bezoekers toelaten. Er is een oude watermolen, die hij opgeknapt heeft tot romantische bar. We mogen mee om de vissen te voeren en dan wijst hij ons de wandeling langs de rivier, naar een plek waar 'bushmanpaintings' zijn. Het pad is al een paar jaar niet opengeknipt en de waterstand is hoog. Het is een avontuurlijke tocht door de jungle. De schoenen moeten zelfs uit als we het riviertje doorwaden om aan de overkant te komen. Het is hier prachtig en rustig. Na wat geklauter vinden we inderdaad de 6000 jaar oude tekeningen. Ze zijn maar een paar centimeter hoog. Als we weer terug zijn bij de eigenaar krijgen we een enthousiaste verhandeling te horen over het spirituele leven van de bosjesmannen. Professoren uit Californië zijn hier geweest voor onderzoek en hebben hem uitgelegd hoe de bosjesmannen dit soort heilige plekken gebruikten om in de vierde dimensie te komen. Ze konden met hun voorouders praten en in de toekomst kijken. Wij kunnen dat ook, maar we onderdrukken het door onze 'logische' manier van denken. Gauw wegwezen, anders krijgen we ook nog een cursus tijdreizen. Het tweede stuk van de pas is behoorlijk zwaar. We doen een half uur en een halve liter water over de eerste drie kilometer. De Duitser had verteld dat het goed weer zou worden vandaag. Voor we er tien kilometer op hebben zitten, hebben we al drie keer moeten schuilen. Er zit een heel steil stuk in, van maar een kilometer lang en daarna gaat de weg alleen maar naar beneden, is ons verteld. Het vervelende is dat ik me daarop instel. Dus valt het extra tegen als het niet zo is. Vanuit de auto lijkt het misschien vlak, maar een stijging van een procent of drie, in de regen, over een blubberig wegdek, voelt heel anders dan naar beneden fietsen. Het fynbos maakt plaats voor dennen en eucalyptussen. Regelmatig horen we het geluid van motorzagen. Bij een nederzetting van bosarbeidershutten staat ook een schooltje. We worden al van verre gesignaleerd en tegen de tijd dat we het hek passeren staan alle leerlingen enthousiast te zwaaien en 'sweets, sweets?' te roepen. Het is 5 december, dus het mag. We delen alles uit wat we hebben. Leuk dat kinderen nog zo blij kunnen zijn met een snoepje. Ze zijn opvallend beleefd en netjes. Bij het vooruitzicht van snoep worden ze een beetje wild, maar als het op is, blijven ze niet zeuren. Ze beloven dat ze hun best zullen doen op school en gaan weer netjes naar binnen. De nederzetting heet 'Sonskijn' en even later begint het weer te hozen. De weg slingert nu door ongerepte bossen met varens. Kamerlindes zijn hier echte bomen. Als het weer droog is lunchen we op een stapel omgezaagde eucalyptussen. We eten de crackers met pindakaas en weten nog voor één keer heet water voor nescafé uit het gastankje te wringen. Edwin heeft zijn dag niet. Al het noodvoer is al op. Meestal fietst hij, als vertegenwoordiger van de Firma Flierefluiter, voorop. Zit te zingen en te fluiten en verkoopt onzinpraatjes tegen schapen en struisvogels. Ik van de Firma Sukkel&Suffer, kom er achteraan. Ik Fiets. Er wordt lang niet zoveel 'gesufferd' als in Chili en we hebben ook weinig ruzie over mijn inzet of doorzettingsvermogen. Een enkele keer wordt mijn keuze van versnelling nog wel bekritiseerd en als ik op een helling van 5% van achteren tegen Edwin opfiets omdat hij zit te dromen en ik aan het Fietsen ben, dan krijg ik dat natuurlijk ook te horen. Het is ook nooit goed. Dus af en toe zak ik maar wat af in tempo, dat is beter voor zijn ego. Maar vandaag moet ik voorop en het is opvallend stil in de achterhoede. Weinig gegeten gisteravond en geen wijn gedronken, dat zal de reden wel zijn. Gelukkig gaat de weg dan eindelijk wel naar beneden, de zon gaat schijnen en we zijn bijna in Knysna. De buitenwijken zijn niet erg welvarend. Wrakkige hutjes staan dicht op elkaar. Knysna ligt aan een lagune. Vanaf de camping hebben we mooi uitzicht over het water. We zijn te moe om uit eten te gaan. De Spar is vlakbij. De zon schijnt en we doen niets meer voorlopig. De route Uniondale - Knysna wordt ook wel de 'moeder aller mountainbike-uitdagingen' genoemd. De kampioen heeft het in 3,5 uur gereden. Onze wielen hebben er 6,5 uur over gedraaid. Woord van de dag: een keuken is een 'kombuis' en auto heeft geen cabine maar een 'kajuit' en een luchtvaartmaatschappij wordt een 'rederij' genoemd.
Knysna, 6 december 2001 Over het voetpad langs de lagune lopen we naar het centrum. De zon schijnt, de vogeltjes fluiten en wij hebben lekker geslapen. In Knysna heerst een heel andere sfeer dan in andere stadjes. Toerisme, watersport, een oesterkwekerij en de ligging aan de doorgaande N2 zorgen voor gezellige drukte en welvaart. Er lopen zelfs wat alternatieve figuren rond en er zijn 'new-age' winkeltjes. Een stijlvolle, luxe winkelpromenade vol trendy terrasjes en winkels met écht mooie kleding en souvenirs bieden de verwende toerist een aangenaam verblijf. Daar houden we van. Ik wil best af en toe een modderige pas befietsen, maar er moet wel wat tegenover staan. De camping staat al vier jaar te koop en met het onderhoud van het toiletgebouw zijn de eigenaars al veel eerder gestopt. Er is wel een betere camping, maar die ligt kilometers verderop. Deze ligt strategischer en er staan minder mensen. In het dorp handelen we eerst de gebruikelijke routine af. VVV, geldautomaat, campinggas kopen (twee blikjes!), internetcafé, kopje koffie terwijl we de mail lezen en dan een beetje rondkijken. Er rijdt een historische stoomtrein langs de kust naar George, de Outeniqua Choo-Tsjoe. Morgen gaan we een dagje toeristisch meerijden. Maar eerst laten we ons weer eens lekker verwennen in een restaurant. Dit deel van de kust is beroemd om zijn visrestaurants. Oesters zijn de specialiteit en er wordt veel inktvis gevangen. Calamare moet je hier eten, volgens de reisgids. Dus dat doen we. We nemen een combi-schotel, met inktvis op drie verschillende manieren klaargemaakt: gegrild, gebakken met een lekkere saus en gevuld met een spinaziekaasmengsel. Patat, sla en rijst erbij, flesje koude witte wijn.....fantastisch!! We hebben nog nooit zulke malse inktvis gegeten. Zoals gebruikelijk wordt de handgeschreven rekening in een gesloten leren mapje op tafel gelegd, met een paar snoepjes erbij. De rand is vandaag weer verder gezakt en we hebben besloten dat we er maar van moeten profiteren. En genieten. Gisteren is de ex-vrouw van ex-president De Klerk vermoord. We kopen regelmatig een krant, meestal Die Burger (voor nog geen drie rand). Iedere dag staan er wel moorden in, meestal familiedrama's of uit de hand gelopen inbraken. Ik ben nogal een angsthaas, maar ik voel me hier niet onveiliger dan ergens anders. Een groepje dronken mannen langs de weg is nooit prettig, of het nu Katwijkers of 'zwartmans' zijn. Sommige huizen zijn helemaal omheind en met scheermesjesdraad afgezet. Op het hek zitten dan borden waarop vermeld staat welke beveiligingsfirma eraan komt zodra je over het hek klimt. 'Armed Response' staat er met grote letters op. Het percentage op deze manier beveiligde huizen verschilt sterk per stadje en soms zelfs per straat. Bij de grotere supermarkten lopen altijd wat mannen rond van bewakingsfirma's en sommige winkels hebben een traliedeur. Dan moet je eerst bellen voor de deur opengaat. Kassalades zijn vaak omgeven door een metalen hek, zodat je geen greep in de kassa kan doen. Maar even zo vaak is er helemaal geen beveiliging. Er worden per jaar 21.000 mensen vermoord; de gemiddelde Zuid Afrikaan loopt meer risico om vermoord te worden dan om doodgereden te worden. Om me gerust te stellen rekent Edwin uit dat het aantal moorden per hectare niet veel verschilt van dat in Nederland. In de vakantieperiode tussen 1 december en 15 januari vallen de meeste verkeersdoden (vorig jaar 106), dat baart me meer zorgen. De actie 'Arrive Alive' heeft wel succes: het aantal doden daalt flink. De politie houdt scherp toezicht op de 'paaien' de komende tijd. Alle 'pad-oortreders' zullen flink aangepakt worden. Hoewel we het Afrikaans steeds beter kunnen lezen en verstaan wil dat nog niet zeggen dat de Afrikaners ons ook verstaan. De uitspraak luistert heel nauw. Het meisje van het internetcafé begrijpt echt niet wat Edwin bedoelt als hij 'loop' zegt. Na wat vingertaal snapt ze het opeens: lóóp! met 10% 'oe' in de 'oo'. De 'z' gebruiken ze niet, alles is met een 's'. Het klinkt als een mengeling van Gronings en Zeeuws, op zijn Surinaams uitgesproken en dan vinden ze zelf nog dat de uitspraak dichter bij het Vlaams ligt dan bij het Nederlands. In de lagune mag je alleen héél langzaam varen: 'luierspoed alleenlik'.
Knysna, 7 december 2001 Het is prachtig weer en we voelen ons alsof we op schoolreis mogen. Zoals gebruikelijk op schoolreisjes, hebben we de kadetjes al op voor de trein goed en wel op gang gekomen is. De ChooTjoe is glimmend gepoetst. Hij laat zijn stoomfluit horen en dan vertrekken we. Over nog geen 40 kilometer doen we ruim 2,5 uur. Over de lagune, door bossen, over meren, langs het strand, over een lange brug over een riviermonding, het is een prachtige, afwisselende route. In George blijkt het station een prachtig nieuw spoorwegmuseum te zijn, met veel rollend materieel en oude foto's. Verschillende stoomlocs zijn hier nog gewoon aan het werk. Oude restauratiewagons zijn omgebouwd tot restaurantjes. Héél, héél erg leuk. Na anderhalf uur gaat de trein al weer terug. We hebben een halve wagon voor onszelf, dus we kunnen steeds aan de kant met het mooiste uitzicht zitten. Raampjes open, lekker naar buiten hangen, af en toe gauw je hoofd naar binnen trekken vanwege de rookwolken en asdeeltjes die het ding uitbraakt als hij de wagons heuvelop moet trekken. We kunnen meteen onder de douche als we weer terug zijn. Wat is dit een gááf schoolreisje!
Nature's Valley, 11 december 2001 Het nadeel van fietskamperen is dat je meteen gestraft wordt voor foute beslissingen. Het kost meestal veel tijd en moeite voor je je fouten hersteld hebt. Bij Plettenberg Bay moet een camping zijn in het Robberg Nationale Reservaat. De weg is steil, we hebben nog geen bord gezien. Een achteraf iets te optimistisch lezing van de kaart doet ons besluiten de weg naar beneden te volgen. Foute beslissing nummer één. Nog steeds geen campingbord. Twee inwoners vertellen ons desgevraagd dat we de steile weg omhoog hadden moeten volgen. Shit, moeten we weer helemaal terug. We kunnen ook over het strand lopen, zeggen ze. Dan is het ongeveer een kilometer. Misschien kunnen we zelfs wel fietsen op het strand! Met de keiharde Australische stranden in gedachten gaan we in op dat aanbod. Foute beslissing nummer twee. Ze wijzen ons wel even waar het is. Eerst moeten we de lange houten trap afbonken met de zware fietsen, en dan komen we terecht op een strand waar we centimeters in wegzakken. We krijgen de fietsen nooit meer die lange trap opgesjouwd, nu zullen we moeten doorzetten. Edwin had net gisteren de kettingen weer schoongemaakt. Hij laat lucht uit de banden lopen zodat de fietsen iets minder zwaar voort te duwen zijn, maar het blijft een aanslag op ons humeur. Vooral als we eindelijk op de plek van bestemming aankomen. De trap is hier gelukkig lager, maar als we boven komen treffen we inplaats van de camping een pas verkaveld stuk grond aan waar huizen gebouwd gaan worden. Er loopt wel een asfaltweg hiervandaan terug naar het dorp, dat scheelt weer. Hoewel Edwin altijd moppert dat ik teveel eten meesleep (in zíjn fietstassen) is het toch wel weer lekker dat ik nog een paar broodjes kaas te voorschijn kan halen. Na het kleine stukje dat we over de voormalige camping gelopen hebben, blijken de banden vol te zitten met venijnig scherpe zaaddoosjes. Het is een hele klus alle stekels eruit te peuteren, vooral omdat er al veel afgebroken zijn . We rijden via een onnodig steile omweg (foute beslissing nummer drie) naar de andere kant van het dorp. Aan de lagune zit een grote, luxe camping die wel functioneert. Een zwarte, steeds lachende bewaker brengt ons op zijn mountainbike naar ons plekje. Het onweert al in de verte, de tent staat net als de eerste druppels vallen. De tocht van vandaag was onnodig zwaar. Maandag regent het zo'n beetje de hele dag. Plettenberg Bay lijkt op Noordwijk op een zomerse dag in de regen. Zelfs de Duitsers in hun gele regenjacks ontbreken niet. Het is een goede dag voor de middenstand. Er staan rijen voor de geldautomaten en terrasjes en internetcafés zitten vol. We schuilen bij het benzinestation, bij de boekhandel, bij de fotozaak, bij de supermarkt en bij een Italiaans restaurantje. Daar zijn we bijna de hele dag mee bezig. Aan het eind van de middag klaart het een beetje op. Over het strand lopen we terug naar de camping. Plett, zoals ze het zelf noemen, is ten prooi gevallen aan projectontwikkelaars. Het ligt aan een prachtige baai met mooie stranden, dus nu wordt ieder vrij plekje bebouwd met luxe villa's. Dinsdag is de lucht zowaar opgeklaard. Mijn fiets blijkt twee lekke banden te hebben. Blijkbaar hebben we toch wat stekels over het hoofd gezien. De lachende bewaker komt even kijken. Hij gaat nog harder lachen als hij ons vertelt hoe die zaaddozen heten: dat zijn 'duiveltjes'. Een half uur later, als we willen vertrekken, blijkt mijn voorband alweer leeg te zijn. Twéé duiveltjes in één band. Maar dan kunnen we eindelijk weg. Het is goed fietsweer, halfbewolkt met een lekker fris windje. We moeten een heel stuk langs de N2. Vlak voordat het Tolweg wordt kunnen we er weer af, langs een rustigere weg richting Tsitsikamma National Park. De Grootrivierpas, natuurlijk aangelegd door Thomas Bain, gaat geen berg over, maar daalt vanaf het 200 meter hoge kustplateau naar de monding van de rivier, op zeeniveau. Daar ligt Nature's Valley, een dorp met 300 vakantiehuizen en één winkeltje. De Kaapse Natuurbewaring heeft er een camping en er zijn wandelingen uitgezet. Met wat moeite weet de boswachter nog een plekje voor ons te vinden. Bijna alles is gereserveerd. Komend weekend komt de grote golf vakantiegangers uit de provincie Gauteng. Iedereen daarvandaan, uit Pretoria en Johannesburg, schijnt hier naar toe te komen. Er staan er nu al een paar: grote auto's, flinke caravans, met voortenten, daar weer slaapcabines en luifels aan en dan vaak ook nog losse tenten en partytenten erbij. Ze hebben mountainbikes en boten bij zich. Die mensen hebben zich duidelijk allemaal voor de hele vakantie geïnstalleerd. Het is heerlijk om weer in een Nationaal Park te staan. Mooie ruime schaduwplekken met picknickbanken aan de lagune niet ver van het strand . Een goed toiletgebouw, waarin groene wandtegels verwerkt zijn met het logo van de Kaapse Natuurbewaring erop. Geen lantaarnpalen, helemaal geen stroom trouwens, dus geen licht in het toiletgebouw. Zodra het donker wordt moet je met de zaklamp naar de wc. Voorlopig staan we weer even lekker, totdat we de pas weer omhoog moeten.
Nature's Valley, 13 december 2001 Volgens de folder moet hier 'plenty wildlife' zitten. De eerste dag maken we meteen kennis met een paar vertegenwoordigers van dat rijke dierenleven: een paar teken, twee grote spinnen en een schorpioen . De tweede dag zitten we een paar meter van de tent af in het zonnetje te lezen, als Edwin zacht geritsel hoort. Hij kijkt om en ziet twee dikke bavianen op onze picknicktafel zitten. Zodra ze in de gaten hebben dat ze ontdekt zijn, vluchten ze de bosjes in. Een heel witbrood, net vers gehaald, en een banaan nemen ze mee. Een korte achtervolging haalt niets uit, ze weigeren het brood los te laten. En passant gooien ze nog wat vuilnisbakken om en graaien daar ook nog wat extra eten uit. Op volle snelheid verdwijnen ze de bosjes in, de armen vol plastic tasjes. Edwin kan dus weer terug naar het winkeltje, drie kilometer hiervandaan. Zodra het gaat schemeren grazen kleine antilopes vlak bij de tent. 's Nachts horen we bosvarkentjes langslopen. We maken een wandeling, gaan naar het strand, lezen wat. Dit is een perfect vakantieplekje. In de ondiepe lagune kunnen kinderen veilig zwemmen. Weinig mensen wagen zich in de woeste golven van de zee. Het strand is prachtig. Er is een goed restaurant. De winkel verkoopt alles wat we nodig hebben en bijna alles wat we willen hebben. Edwin heeft in twee dagen tijd al een band opgebouwd met de eigenaresse. Ze bewaart een krant voor hem. 'Die Burger' was steeds al uitverkocht voor we in de winkel waren, nu hebben we eindelijk weer een krant. Zodat we kunnen lezen dat de Rand opnieuw een historisch dieptepunt bereikt heeft. Hij is nu nog 22,5 cent waard. Analisten schrijven moord en brand. De munt is zwaar ondergewaardeerd, de economie is gezond, deze lage koers is niet terecht, buitenlandse investeerders blijven zonder reden weg. Dat zal allemaal wel waar zijn, maar wij zouden ook niet investeren in dit land. Voor een ton koop je een leuk vrijstaand huis, voor twee ton heb je een paradijsje met een flinke lap grond. Als we de advertenties zien, gaan we bijna watertanden, zulke prachtige huizen zitten erbij, en ze kosten bijna niets voor onze begrippen. We geven er toch de voorkeur aan in Europa te wonen, waar het toch veiliger en stabieler is. Dit land heeft nog wat problemen op te lossen voor we hier zouden willen wonen. Bovendien hebben we geen zin in drie tuinmannen, een werkster, een kok en nog wat rondlopend personeel. Hier ben je bijna wel moreel verplicht om een handvol mensen in dienst te hebben. Als we de krant een paar dagen niet lezen, voel ik me wel veiliger. Het aantal moorden is een beetje stuitend. Vooral in het weekend, na de inname van alcohol, loopt een kleine ruzie vaak gewelddadig uit de hand. Zulke berichten hebben ook invloed op de routeplanning. Zo fietsen we niet op vrijdagmiddag, als de lonen net uitbetaald zijn. En voor het oostelijkste punt dat we bereiken willen, Addo Elephant National Park, huren we waarschijnlijk voor een paar dagen een auto. Er zijn namelijk twee wegen die naar Addo leiden. De eerste gaat via Port Elizabeth, een drukke havenstad met anderhalf miljoen inwoners en grote townships er omheen. De tweede weg gaat via Uittenhage, ook een grote stad met townships en de bijbehorende misdaad volgens de Lonely Planet. Als we dan in de maandagkrant lezen dat er in het weekend vier moorden en zeven verkrachtingen hebben plaatsgevonden in Uittenhage, dan willen we daar dus niet meer doorheen fietsen. Er is nog een weg door het binnenland, maar dat houdt in dat we de Prince Alfred Pass weer zouden moeten nemen, en daar heb ik geen zin in. We zien wel hoe het uitkomt. De krant staat natuurlijk ook vol met artikelen over Aids. 'Vigs' heet dat hier. Traditionele genezers in de wilde binnenlanden schijnen te beweren dat een man genezen wordt van Aids als hij seks heeft met een baby. Er is een heel groot gebrek aan opleiding en voorlichting bij het arme deel van de bevolking. De rest van de krant gaat alleen maar over sport: rugby en 'krieket'. Woord van de dag: bloot heet hier 'kaal'. Iemand die op blote voeten loopt, loopt 'kaalvoet'. Zwart mans hebben bijna altijd schoenen aan, opvallend veel wit mans lopen op blote voeten over straat. Zo goed als de communicatie eerst ging, zo slecht gaat het nu. De paslezer van de ABNAmro is niet bestand tegen fietskamperen. Hij wordt steeds goed ingepakt en zo schokvrij mogelijk vervoerd, maar een aantal leds op de display hebben het begeven. En dan wordt het lastig om het codegetal af te lezen. We hebben een paar keer wat gegokt. Fout gegokt. Nu is Edwins pas geblokkeerd voor internetgebruik. Geen inzicht meer in de bankgegevens, we zullen ouderwets moeten telefoneren met onze schatbewaarders in Leiden. En dan die lui van HetNet. De KPN heeft geld nodig, dus ze veranderen de tariefstructuur, en meteen de inbelnummers. Compleet met administratieve rompslomp, die je binnen elf dagen moet afhandelen anders wordt je account gesloten. En dat net als we in een internetcaféloos paradijs zitten. Het kost heel wat gepuzzel met instellingen maar het lukt niet meer om mail mobiel te versturen. Dus ook het dagboek niet. Dan stuurt Gerrit ons een smsje: inbellen vanuit het buitenland is niet meer mogelijk. Erg gebruikersvriendelijk, hoor! Balen. Ik kan het proberen via onze Spaanse provider. Dat is nog nooit gelukt en iedere mobiele poging kost ongeveer 5 gulden per minuut. Als je de reclame moet geloven loopt iedereen over een jaar mobiel te internetten, maar in de praktijk valt het weer eens vies tegen.
Nature's Valley, 15 december 2001 Het is zaterdag, het hoogseizoen is nu definitief begonnen. Wij staan nog steeds op een 'echte' kampeerplek, lekker onder de bomen met en picknicktafel. De boswachter heeft een puinhoop gemaakt van zijn reserveringenadministratie. Hij kan echt niet zeggen of we op deze plek kunnen blijven staan, of dat we moeten verhuizen naar het tafelloze grasveld, waar steeds meer tenten opgezet worden. Iedere ochtend gaat Edwin zich dus even bij hem melden, en als we de tent moeten verplaatsen fietsen we waarschijnlijk door naar de volgende camping, twee passen en 50 kilometer verderop. Vandaag blijkt dat de administratie misschien een puinhoop is, maar dat de boswachter erg zijn best doet voor ons. Een groepje jonge mensen heeft twee tentplekken voor het weekend gereserveerd, maar Paul zorgt ervoor dat zij met één plek genoegen nemen, zodat wij kunnen blijven staan. Ze hebben vooruitbetaald maar ze vinden het niet erg. We brengen twee flessen wijn als dank en staan meteen een uur te praten. Het zijn leuke lui, en één van hen gaat binnenkort drie maanden in Eindhoven studeren. Dick smst uit Holland: het is daar zeven graden onder nul en er wordt al gesproken over schaatswedstrijden op natuurijs. '-7?', zegt Edwin tegen me als ik op het strand zijn rug insmeer met zonnebrandolie. '-7!' zeg ik tegen hem als we later op een terrasje, onder de parasol, een koud biertje nemen. Woord van de dag: wat is je 'van' vragen ze ons wel eens. Dan willen ze onze achternaam weten. Onze buurman en zijn gezin zijn zeer rustig en zeer bescheiden. Na een dag of twee heeft hij in de gaten dat we buitenlanders zijn, en vanaf dat moment zegt hij twee keer per dag dat we het moeten zeggen als we wat nodig hebben, dat hij ons graag wil helpen. Van die gelegenheid maken we graag gebruik. We lenen zijn wegenatlas en vragen advies over de route. Door Uittenhage? Geen probleem, zegt hij. Hij laadt de batterij van onze mobiele telefoon op in zijn auto, zodat we weer een week of vier vooruit kunnen. (Ik zet de telefoon alleen 's ochtends en 's avonds even aan). Als we in Pretoria zijn moeten we komen slapen. Zijn dochter heeft Harry Potter al uit, dus deel vier verkopen we aan de mevrouw van de winkel. Ze heeft een stuk of tien tweedehands boeken te koop. Met wat kouds te drinken en een verse krant gaan we naar het strand. Daar praat Edwin met twee studenten, die Engels gaan studeren in Londen. Ze hebben wel eens wat gehoord over de Nederlandse taal, nu willen ze wel eens wat weten. Voorzichtig beginnen ze te vragen of we in Nederland 'boerderijen' hebben. En of we daar dan dieren .... Ja, fokken, zegt Edwin. Kippenfokkerijen, konijnenfokkerijen, enzovoorts. Daar moeten ze toch wel erg om lachen. De bibliothecaresse had ons al gewaarschuwd: sommige Nederlandse woorden hebben hier een andere betekenis, die zijn 'baie snaaks'. Nu zijn we er achter wat ze bedoelt: het Engelse woord 'f*ck' kent een Afrikaans equivalent. En wat zeggen we tegen een kat? Dat antwoord zorgt ook weer voor veel hilariteit. We weten nu dat we op onze woorden moeten passen! Als Edwin opmerkt dat de talen zich al driehonderd jaar geleden ieder in een andere richting ontwikkeld hebben, wordt hij meteen gecorrigeerd: het is 334 jaar geleden dat Jan van Riebeeck hier voet aan wal gezet heeft.
Storms River Mouth RestCamp, 17 december 2001 Paul, de lachende boswachter van De Vasselot, heeft voor ons een kampeerplekje geregeld op de volgende camping in het Nationale Park. Veertig kilometer verderop, eerst de Grootrivierpas omhoog en daar de Bloukranspas eerst naar beneden en dan weer omhoog. Prachtige weg door mooi oerwoud vol varens. Allebei de passen zijn door Thomas Bain aangelegd. Met hellingen van soms 15%. Ik begin een hekel aan de man te krijgen. Dit is voor ons het eerste Nationale Park dat alles heeft voor de verwende toerist: verschillende typen huisjes, een zwembad, goede toiletgebouwen ('s avonds verlicht) met wasmachines en zelfs een diepvries voor de kampeerders, een restaurant, een wegneem-etes, een kampwinkel met levensmiddelen en leuke souvenirs. Er zijn wandelroutes, een snorkelroute, er worden drie excursies per dag gegeven, het landschap is schitterend en de informatie is prima. Het kampeerterrein staat helemaal vol. En toch is het om negen uur 's avonds stil. Het is hier erg donker, en met het geluid van de golven op de achtergrond slapen we weer heerlijk. Op de rotsen tussen de kampeerplekken en de zee woont een grote familie klipdassies. Ze laten zich goed bekijken. De jongen drinken nog bij hun moeder, maar ze zijn al net zo behendig in rotsspringen als hun ouders. Als ik mijn dagboek zit te typen vallen opeens de letters weg, en het scherm vertoont alleen maar strepen. Balen. Het contact tussen scherm en toetsenbord is blijkbaar versleten. We hebben de palmtop pas twee jaar, maar voor ons is het een onmisbaar apparaat geworden, vooral in combinatie met de mobiele telefoon. We zitten ver van een internetcafé af. Hoe moeten we dit nu weer oplossen?
Humansdorp, 25 december 2001 De folder van Humansdorp ziet er veelbelovend uit. Een klein stadje, strategisch gelegen ten opzichte van de kust, met een prima caravanpark. Bovendien is er geen andere camping die dichterbij Storms Rivier ligt. Er is eigenlijk helemaal niets tussen Stormsrivier en Humansdorp. Dus na 102 kilometer fietsen zijn we blij als we de plaats van bestemming bereikt hebben. We hebben de provincie 'Wes-Kaap' achter ons gelaten, en zijn nu in de 'Oos-Kaap', een provincie die minder welvarend en minder ontwikkeld is. De route is niet al te zwaar. De eerste drie kilometer vanaf de camping bij de monding van de Stormsrivier naar het kustplateau dat op 200 meter ligt, is het steil, daarna golft de weg geleidelijk door de dennenplantages. Tien kilometer lang heeft de N2 geen vluchtstrook. Het is best druk. We rijden zo hard mogelijk . Tot twee keer toe toetert er een vrachtauto achter ons. Zonder op of om te kijken rijden we dan meteen de berm in. Dus we zijn blij als we van de N2 af kunnen en over de oude weg heerlijk rustig verder kunnen fietsen. Bij Oubosch is een farmstal. Een leuke onderwijzeres uit Langebaan maakt een praatje en nodigt ons meteen uit. Wat zoekt iemand uit Langebaan, bekend om zijn mooie kust, hier? Ze antwoordt dat ze het zo mooi vindt dat je hier vier seizoenen in één dag kunt beleven. En dat is zo, vanochtend dacht ik dat we nog een nacht zouden moeten blijven omdat het zo hard regende, nu is het weer hoogzomer. We gaan niet in op haar uitnodiging om hun vakantieverblijf te bezoeken, we fietsen door. Naar Humansdorp. Langs de weg zitten mooie zilverkleurige aapjes met donkere gezichtjes. De mevrouw bij het VVV voorziet ons van folders en informatie en wijst ons waar het caravanpark is. Aan het eind van de Hoofdstraat ligt de ingang. Het dorp is druk en rommelig. Er ligt veel zwerfvuil op straat, alle winkels hebben grote ijzeren hekken en de trottoirs zitten vol gaten. De camping is ooit fantastisch geweest: goed opgezet, ruime plekken met barbecues en schaduwbomen, goede toiletgebouwen en een zwembad. Maar na jaren zonder onderhoud is er niet veel meer van over. De blonde receptioniste zegt dat we de tent maar vooraan moeten opzetten, dat is het veiligst. Vlak achter de camping ligt een grote zwarte woonwijk, en het pad er naar toe loopt langs de camping. De afrastering van prikkeldraad is niet erg hoog. Er staat geen begroeiing tegenaan, we voelen ons een beetje te kijk zitten. 's Nachts klinkt er dronken geschreeuw. Ik voel me hier niet prettig. Er wordt ook meer gebedeld dan we tot nu toe gezien hebben. Door de overheid wordt bedelen niet aangemoedigd. Soms staat in de folder van het VVV dat 'een beleefde weigering meestal volstaat.' Bij een restaurant hangt een affiche waarop staat dat er meer structurele hulp nodig is, en de klanten wordt verzocht geld in een fonds te storten in plaats van aan bedelaars te geven. Vier toeristen, een paar tafeltjes verderop, laten de helft van de pizza's op hun bord liggen. Als ze afgerekend hebben en weg zijn, zien we jochies op de hoek van de straat opeens stukken pizza eten. Het restaurant geeft blijkbaar structurele hulp vanuit de keukendeur. Wij eten altijd ons bord leeg, dat is hier waarschijnlijk niet in het belang van de bevolking. De volgende dag wagen we ons in de winkelstraat. We vallen nogal op, we zijn wel erg wit, erg rijk en erg groot. Vooral mijn benen trekken veel bekijks, de volgende keer moet ik toch mijn lange broek maar aandoen. Eigenlijk is het gewoon gezellig, de mensen doen kerstinkopen, iedereen is vrolijk. Boodschappen worden in kruiwagens naar de zwarte woonwijk toe gereden. De Spar zit tegenover de camping, er is een goed restaurant, campinggas is volop verkrijgbaar. Het lukt zelfs om een nieuw brandertje te kopen. De oude lekte gas. Bij de tweedehandswinkel kopen we tuinstoelen. Fietsen naar Uitenhage is levensgevaarlijk, vindt de tweedehandsmevrouw. Maar Zuid-Afrika is het mooiste land ter wereld, zegt ze. Ze zou hier nooit vandaan gaan, dan moeten ze haar maar de keel afsnijden. Langzaam begin ik me een beetje te ontspannen. De eerste nacht hier hebben we overleefd, waarschijnlijk lukt dat nog wel een paar nachten. In het huisje vlak bij onze tent houdt Paul Kruger vakantie met zijn gezin. Zijn 'braai' grenst aan de onze. Vlees braaien verbroedert, en Edwin hoort zijn levensverhaal. Paul was bij de militaire inlichtingendienst, heeft gevochten in Angola, was betrokken bij transacties waarbij grote hoeveelheden goud, ivoor en diamanten geruild werden tegen wapens. Ook maakte hij deel uit van de Afrikaner Weerstands Beweging. Zo ziet hij er ook uit: een echte man, die bereid is te vechten. Ergens onderweg raakte hij overtuigd van de waanzin van het geheel, en de Heere heeft hem daarbij geholpen. Gelukkig hebben we pas een boek gelezen over een soortgelijke man, anders zouden we weinig begrepen hebben van zijn verhaal. Nu kunnen we een beetje inschatten wat hij bedoelt als hij zegt dat hij blij is dat hij niet voor de Waarheids- en Verzoeningscommissie heeft moeten verschijnen. Hij moest even wennen aan Nieuw Zuid-Afrika, tot hij verliefd werd. Nu is hij getrouwd met Sara, een donkerbruine vrouw van 28 jaar. Paul Kruger Junior is een halfbloed van drie maanden oud. Het duurt een paar dagen voor we de familiebanden ontward hebben. Want er lopen ook vier meisjes rond: Nolien van 12, Mariam van 10, Tina van 7 en Audrey van 5 jaar. Later begrijpen we dat er twee zusjes van Sara bij zijn, en een dochter uit haar vorige relatie, en dat hij die allemaal geadopteerd heeft. Ze zijn keurig opgevoed, en zijn al gauw niet meer bij Edwin weg te slaan. Boter, kaas en eieren spelen, of gewoon kletsen. Twee dagen later komen ze niet meer zo vaak langs. Hun vader heeft ze gezegd dat ze Edwin met rust moeten laten als hij een boek probeert te lezen. Want als de meisjes niet bij onze tent rondhangen, dan zijn het wel de jongens op hun mountainbikes, de mannen die een praatje komen maken of Beverly, de campingalcoholiste. Haar man is in Angola gewond geraakt aan zijn rug. Hij was toen 19. Hij moest in dienst, anders zou hij de gevangenis in gaan. Nu heeft hij een klein pensioentje, dat ze gebruiken om J&B whisky te kopen. Als ze nuchter zijn maken ze frutsels die ze proberen te verkopen. Mijn palmtop heeft het begeven. Als we het scherm anderhalve centimeter openen, is het beeld goed. Doen we hem verder open, zien we alleen strepen. Dat betekent geen dagboek, geen sms-en, geen mail, geen gegevens over aandelen of fietskilometers, geen overzicht over de uitgaven. Laten repareren lukt hier niet, we moeten een nieuwe hebben. Onzin eigenlijk, twee jaar geleden hadden we het ding nog niet eens. Maar hij is voor ons onmisbaar gebleken. Het zal niet meevallen om hier aan een nieuwe te komen. Misschien dat het lukt in Port Elisabeth. Die stad wilden we eigenlijk vermijden. Bovendien willen we graag Nederlandstalige programma's erop. Dick smst dat de Psion palmtops uit de productie gaan en in Nederland voor een prikkie te koop zijn. De beslissing is gauw genomen: we vragen of Dick er één voor ons koopt en hem hiernaartoe opstuurt. Met de doeltreffendheid die hem eigen is regelt onze digitale verbindingsman dat even. Een dag later, op donderdag, is er een nieuwe Psion onderweg, met DHL. Via WWW.DHL.NL kunnen we precies in de gaten houden waar het pakje zich bevindt. Maandag wordt het pakketje keurig afgegeven bij de poort van de camping en bij de tent bezorgd door de bewaker. Binnen een uur zijn we niet langer communicatief invalide (gestremd, heet dat hier) en kunnen we weer mail ophalen en versturen, lekker sms-en en alle spreadsheets bijwerken. Nu nog mijn dagboekachterstand wegwerken. Er is een hoop gebeurd. Na een paar rustige nachten volgt een onrustige zaterdagnacht. Er is wat rumoer, en er valt een schot. Er rijden wat auto's heen en weer. De volgende ochtend heeft Beverly een wild verhaal, de rest van de kampeerders reageert erg laconiek. Van blonde Nicolien bij de receptie horen we waarschijnlijk het juiste verhaal: er is ingebroken in een tent, en het slachtoffer van de inbraak heeft een waarschuwingsschot in de lucht gevuurd. Daarna hebben ze geprobeerd de dader en de spullen te vinden. De man van Nicolien is de manager van deze gemeentecamping. Blijkbaar is de gemeente ook niet blij met de gang van zaken. Meteen worden vier bewakers dag en nacht op de camping geposteerd. Alle kapotte lampen worden gerepareerd en de politieauto rijdt regelmatig een rondje. Tot mijn eigen verbazing doet het me weinig. De houding van de andere kampeerders is aanstekelijk. Het hoort er bij, het is misschien wel een beetje spannend en verder kamperen we gewoon gezellig door. We slapen goed, we amuseren ons best. Iedere dag even naar de Spar, wassen, kletsen, fietsen poetsen, met de kinderen spelen, weer met iemand anders kletsen, lezen, foto's kijken van een leuke meid die in Amsterdam geweest is, en dan komt er weer iemand anders kletsen. Meestal mannen, die alles willen weten over de fietsen. Ze zijn vol bewondering als we alle passen opnoemen die we al gefietst hebben. 'Jullie moet geniet' zeggen ze dan en vinden dat wij de beste manier gekozen hebben om het land te leren kennen. Nicolien heeft Beverly streng toegesproken, ze mag de kampeerders niet lastig vallen. Ze loopt wel zes keer per dag de camping rond. Overal waar ze er de kans toe ziet gaat ze een praatje maken, probeert een frutsel te verkopen of vraagt om geld voor eten. Daar is men niet van gediend, want ze drinkt dure whisky, zeggen de kampeerders, en ze rookt, en ze krijgt eten van de kerk. Als ze goedkope whisky zou drinken was het een andere zaak, geloof ik. Maar de meeste mannen zijn het gauw zat dat Beverley in hun stoel gaat zitten zodra ze maar even weg gaan . Ze is 'white trash' en ze sturen haar weg. Ze heeft regelmatig luide ruzies met haar man, dan vliegen de whiskyflessen in het rond. Eerst hadden we nog medelijden met haar, maar na drie dagen gaat ze ons zo tegenstaan dat we niet eens de krant meer brengen als we hem uithebben. Sara daarentegen heeft een hart van goud. Zo aanschouwen wij twee maal daags een ongebruikelijk tafereeltje: zwarte kindertjes die pannetjes eten brengen naar arme blanken. De man van het internetcafé vlak bij de camping is met zijn ouders uit Nederland vertrokken toen hij een jaar of 8 was. Het valt Edwin pas na een minuut of vijf op dat de man geen Afrikaans praat, maar een beetje roestig Hollands. Hij en zijn vrouw hebben de computerzaak er als hobby bij. Hij kijkt even naar mijn kapotte palmtop en adviseert ons het ding naar Ericsson op te sturen. Hij kan hem niet repareren. En palmtops schijnen hier niet verkocht te worden. Terwijl ik de mail afhandel, praten de mannen over de dingen waar mannen altijd over praten: politiek, oorlog, de benzineprijzen en computers. Deze man heeft ten tijde van de oorlog in Angola werk in het buitenland gezocht, zodat hij uit het leger kon blijven. Hij zit zo vol verhalen dat het me niet lukt om te vragen of hij denkt dat het veilig is om door Uitenhage te fietsen. Het meest schokkende vind ik dat die oorlog in Angola en alle vreselijke toestanden eromheen nog maar zo kort geleden gebeurd is. De mannen zijn van onze leeftijd. Oud-spoorwegpolitieman Willem vindt dat we best door Uitenhage kunnen fietsen, zolang we ons pistool maar bij de hand hebben. Er is een caravanpark, maar volgens zijn vrouw is die wel een 'bietje swart'. Hun hond is een racist, vertelt hij trots lachend. Het was ons al opgevallen: Jakhals blaft alleen als er zwarte mensen langslopen. 'Waar is die kaffer?' zegt de overigens zeer vriendelijke buurman, en Jakhals rent woest blaffend rond. Kaffer is een scheldwoord dat niet meer hardop gezegd mag worden. Willem houdt wel van een goed verhaal. Dus bij ieder kletspraatje als er anderen bij zijn, kijkt hij eerst uitgebreid om zich heen, en vertelt zachtjes dan dat hij Edwin geleerd heeft hij 'die swartman' heet. En dan moet Edwin 'kaffer' zeggen. Dat vinden ze mooi! Beverley is tot witte kaffer verklaard. Eén van de poortwachters raakt met Edwin aan de praat. Hij loopt even mee naar onze tent. De man is behoorlijk zwart maar officieel is het een kleurling. Als hij terugkomt bij de poort moet hij zich meteen verantwoorden bij B-J, het 13- jarige zoontje van de kampbeheerder. 'Waar was jij?'. Als Edwin zegt hij even met hem gepraat heeft, kijkt hij de bewaker achterdochtig aan. Hij kan niet geloven dat die Engels praat. Terwijl het een intelligente man is, die actief is in de vakbond van gemeentewerkers. B-J vindt het ook maar niks dat Edwin met gekleurde meisjes speelt. Of dat vrienden zijn, wil hij weten, met een afkeurende blik in zijn ogen. Verder is het een lekker joch, die 's nachts de camping helpt bewaken op zijn fiets. De indeling blank-zwart-kleurling is voor ons een beetje verwarrend. De Indiërs worden vaak dan nog apart genoemd als groep. De halfbloedjes van Paul Kruger hebben een vrij donkere huid, maar hun haar is bijna blond. De oude indeling 'whites'-'non-whites' was duidelijker. De poortwachter is het met ons eens dat er een nieuwe Apartheid aan het ontstaan is, die van rijk en arm. Hij is zeer teleurgesteld in de regering. De ANC had voor iedereen een huis en een baan beloofd. Daar is weinig van terecht gekomen, terwijl de zwarte minsters en burgemeesters nu allemaal in dikke BMW's en Mercedessen rijden. De zwarte woonwijk staat vol hutjes van twee bij twee, soms van afvalhout, soms van golfplaten. Over twee jaar zijn er nieuwe verkiezingen, hij voorspelt dat de Communistische Partij dan veel stemmen gaat krijgen. Mensen die honger hebben stemmen met hun maag, zegt hij. De avond voor Kerst komt de nachtwaker (zwart) zich voorstellen. Hij is fanatiek en heeft alles in de gaten. De afgelopen nacht heeft hij in één van onze stoeltjes een poosje voor onze tent gezeten en hij vond het verdacht dat er een zakje piesangs buiten lag. Als we uitleggen dat we ze naar buiten gegooid hebben omdat er duizend mieren op zaten, is hij gerustgesteld. Hij spreekt zijn collega streng toe, die had de bananen niet opgemerkt. Oud-politieman Johan (wit) komt er bij staan. Dan krijgen we een staaltje van Nieuw Zuid-Afrika te zien: ze halen herinneringen op aan de strijd in Angola. De één bij de Weermacht, de ander bij de militaire tak van het ANC. We krijgen een demonstratie gebruik wapenstok te zien. Zoals gebruikelijk bij oud-strijders zijn ze het erg met elkaar eens. Alleen stonden ze toen ieder aan een andere kant, ze hebben op elkaar geschoten. Dat constateren ze heel nuchter. Nu respecteren ze elkaar. Ze zijn allebei trots op hun land en zijn bereid tot samenwerking. Even later komt buurman Willem eraan, die zijn vriend de liedjeszanger heeft meegebracht. Die maakt originele 'boeremusiek' en ter plekke componeert hij een lied over onze fietstocht. Fantastisch! Wat een stel bijzondere mensen. Eerste Kerstdag komt buurman Daan (ex-leraar), nog in zijn kerkkleren, ons een 'geseëende kersfees' toewensen. Hij nodigt ons uit voor de lunch maar we hebben een tafel gereserveerd in ons favoriete restaurant. Dan worden we uitgenodigd om bij hem en zijn vrouw Marie in Knysna langs te komen als we daar weer zijn. Dat beloven we. Als Daan de grond om zijn caravan behandelt met anti-mierenspul, doet hij de grond om onze tent ook even. De liedjeszanger is jarig, de vriendinnetjes komen hun nieuwe kerstkleren laten zien en de jongens showen hun nieuwe fietsaccessoires. De dag vliegt om. De liedjeszanger woont in Uitenhage (spreek uit: Joetenheek) en verklaart dat de route goed en veilig is, en dat de camping 'baie mooi' is. Woord van de Kerstdag: skaapwagters (herders). Het zwembad van de camping wordt ook gebruikt door de inwoners van Humansdorp, door de zwarte jongens voornamelijk. Buurman Willem zegt dat we beter na 4 uur 's middags kunnen zwemmen. Dan is het zwembad alleen toegankelijk voor kampeerders, dan is het 'minder swart'. Pa Kruger en Oom Flippie gaan vissen aan het strand. De rest van de familie gaat naar het zwembad, wij gaan mee. Kijk, zegt Oma (ouma) Kruger tegen me: dat moet je ze maar gaan vertellen in Holland, dat blank en zwart nu samen zwemt. Audrey verstaat steeds beter Nederlands. Ze weet precies hoe ze Edwin aan moet pakken. 'Ga jy boeklees? Kom speel' zegt ze dan, en bereidwillig legt hij meteen zijn boek weg. Tina is de clown, Mariam is een beetje gesloten en Nolien weet donders goed wat ze wil. Ze laat subtiel weten dat wij ook wel een kerstcadeautje mogen geven. Dat hadden we zelf ook al bedacht. Ze krijgen allemaal een stuiterbal, een zakje knikkers en wat snoepgoed. Het is een leuk stel meiden. Edwin maakt foto's van ze. De leukste doen we in een lijstje, als afscheidscadeautje voor Sara. Ze reageert heel enthousiast, en kust de foto. 'Baie dankie, baie dankie', zegt ze wel tien keer. De avond voor ze vertrekken komt Paul Kruger zijn eerste zoon even langs. Leuke jonge vent, hij werkt bij Canon. De digitale foto's die hij van ons maakt op aanwijzingen van zijn pa (wij voor de tent, wij bij de fietsen, wij met kleine Paul Kruger, wij met de hele familie) zal hij ons mailen. 's Avonds, als de mannen aan het braaien zijn, vertelt Paul Kruger aan Edwin wat me moeten doen. We moeten een wildplaas kopen. Een hectare of 1500, dat kost hooguit 1,4 miljoen rand (350 duizend gulden). Dan doen we de fietsen weg, kopen twee paarden, en dan rijden we rond om de beesten te tellen. Honderd beesten hier, honderd beesten daar. Teveel koedoe's? Dan mag een toerist een koedoe afschieten. Voor de kop als trofee betalen ze algauw 5000 rand, en het vlees laten ze liggen! Dus dat moeten we laten verwerken tot biltong, verdienen we daar ook nog aan. Zien we dat teveel beesten door de leeuwen opgegeten worden, dan laten we een toerist (schijnt vaak een Duitser te zijn) 25.000 rand betalen, en dan mag hij de leeuw schieten. Vlees van zebra's is tegenwoordig ook erg geliefd. Zuid-Afrika is het mooiste land van de wereld, verzekert Paul ons. Voor natuurliefhebbers zoals wij is er toch niets mooiers dan je eigen wildreservaat te bezitten? Hij heeft helemaal gelijk, en het kost bijna niets. Toch woon ik liever ergens waar je niet et een pistool onder je kussen hoeft te slapen of waar je bang moet zijn dat je je land weer moet afstaan wegens landhervormingen. Dat valt allemaal wel mee, zegt hij. Hij leert ons wel schieten.
Humansdorp, 28 december 2001 Vandaag worden de uitslagen van de eindexamens bekend gemaakt. In de krant zit een bijlage met de namen van alle geslaagde leerlingen. De beste van de provincie worden geëerd met een foto en een klein berichtje. De besten zijn allemaal blank. Het slagingspercentage bedraagt 61,7%, bijna 4 procent hoger dan vorig jaar. Er is geen corruptie meer op dit gebied, heeft het ministerie bekend gemaakt. Ze hebben gewoon zelf de cijfers 'aangepast' zodat de beloofde stijging gehaald is. Maar 6% van de geslaagden vindt werk. De rand herstelt zich weer een beetje, in plaats van 19 is hij weer 22 cent waard. De familie Kruger is op weg naar huis, naar Bloemfontein. Geen vriendinnetjes meer om mee te spelen. De jochies die op hun mountainbikes overal langsfietsen zien hun kans schoon. Eerst spelen ze een partijtje cricket bij de oud-spoorwegpolitieman, en komen daarna bij Edwin een 'praatje fiets' halen. De Wereldomroep bericht over westerstorm en winterse buien in Nederland. Dus geeft Edwin een demonstratie Hollands winterfietsen. Ze zijn zeer onder de indruk van onze handschoenen, regenbroeken en overschoenen. Ze hebben nog nooit sneeuw gezien en het idee dat water buiten kan bevriezen zodat je erop kan schaatsen snappen ze ook niet helemaal. Ze knikken aandachtig als Edwin vertelt over mutsen en sjaal, en dat je een dikke jas aanmoet. 'En skoene!?!' zegt één van de kaalvoetjochies met verbazing. Ja, ook schoenen. Woord van de dag: lugwaardin (stewardess). Onze favoriete bewaker schijnt geprobeerd te hebben een fiets te jatten (niet de onze, de Axa-sloten zijn fantastisch en ze staan aan een boom geketend), dus hij is weggestuurd. De ambulance komt oprijden, omdat Beverly haar man iets te hard met een lege whiskyfles gemept heeft. Het schijnt wel mee te vallen, ze laten hem tenminste hier liggen. Een dag later wordt een kampeerder afgevoerd wegens het bezit van 'dagga' (marihuana). Niemand maakt er een punt van. Zulke dingen gebeuren. Het is hier in ieder geval niet saai! Op Oudjaarsdag regent het de hele dag. We komen niet verder dan de Spar. Buurman Willem grijpt meteen zijn paraplu als hij ons terug ziet komen met de boodschappen en zorgt dat ik redelijk droog weer bij de tent kom. Buurman Daan zegt dat het niet nodig is om te 'sukkel', we kunnen onze stoeltjes in zijn voortent zetten, zodat we droog kunnen zitten. Doen we natuurlijk niet. Daan en Marie zijn hele lieve mensen van een jaar of zestig. Ze geven de nummers van mobiele telefoons aan ons, met de mededeling dat we onmiddellijk moeten bellen of sms-en als we in de problemen zitten. Dan komen ze ons meteen redden. Er is vuurwerk om twaalf uur, en er is muziek op het achterste veld. Om half elf is het even droog, we lopen een rondje, maken een praatje hier en daar, maar al gauw gaat het weer regenen. We gaan gewoon slapen, worden even wakker van wat knalvuurwerk, maar als we ons omdraaien vallen we meteen weer in slaap. Er wordt hier niet zo overdreven Nieuwjaar gevierd als in Nederland. Vanuit het dorp horen we geen enkele knal. De volgende dag schijnt de zon weer. We gaan alle buren die we kennen af: 'Geseendes nuwjaar'!
Summerville, 3 januari 2002. Nieuwjaarsdag fietsen we naar Jeffrey's Baai. Een dorp aan een prachtige baai, met perfecte golven voor 'branderplankryers'. Het lijkt Scheveningen wel: één grote kermis, er staat zelfs een file. De schaduwloze campings zijn volgepropt. Populair plaatsje, maar niets voor ons. Op 2 januari vertrekken we vanuit Humansdorp. De campingcursus Afrikaans voor beginners is afgelopen. We schudden een hoop handen en kussen een paar wangen voor we wegrijden. Het is zwaarbewolkt, er is regen voorspeld, maar nu moeten we echt verder. Beetje wind tegen en een beetje veel verkeer, maar verder is het een prima dag om te fietsen. Het schiet niet erg op. Eerst een lekke band, dan is er een aanrijding op een smalle brug waardoor we moeten wachten tot we er langs kunnen. Dan weer een steile heuvel. Het lijkt wel alsof ik nog nooit eerder tegen een heuvel opgefietst ben. In twee weken tijd zijn mijn beenspieren verpapt, ik ben zelfs vergeten dat ik zo'n hekel heb aan omhoog fietsen. Dat laatste duurt maar heel even, dan weet ik het weer precies. Op de lagere school leer je al dat rivieren op weg naar zee diepe dalen kunnen uitslijten. Wat dat inhoudt voor de vakantiefietser ondervinden we hier aan den lijve. Wij volgen de gele lijn op de kaart, die steeds opnieuw blauwe lijntjes kruist. Oftewel: omlaag, riviertje oversteken, omhoog, omlaag, riviertje oversteken, omhoog. En dat nog een paar keer. Maar verder is het vlak hoor! De route is prachtig, door beboste heuvels met hoge zuil-euphorbia's. Onkruid langs de weg: metershoge, blauw bloeiende plumbago! Dan komt Uitenhage in zicht. We zijn voorbereid op het ergste. Maar de zwarte woonwijken liggen ver van deze weg af, we zijn al heel snel in het centrum. Alles ziet er netjes uit, als we niet gelezen hadden over al die moorden hier, zouden we dit een prettig stadje vinden. De moeder van Geraldine en Vincent, waar we op de camping in Humansdorp een paar keer mee gepraat hebben, werkt hier bij de politie. Ze fotografeert lijken en wonden en ze heeft ons uitgelegd dat bijna al het geweld tussen zwarten of kleurlingen onderling is. 'Domestic violence' is het grootste probleem. Dit land is vrij ouderwets, mannen denken nog dat ze hun vrouw en kinderen mogen slaan. Omdat onze route door zowat iedereen op de camping besproken is, lijkt het of we aankomen op een plek die we al kennen. We weten waar het politiebureau is, het postkantoor, en de winkel waar Geraldine haar motor gekocht heeft. We weten precies waar we links of rechts moeten, en waar de 'Pick 'n Pay' zit, de supermarkt die nog luxer is dan de Spar. We wisten niet dat er een uitstekende 'bookexchange' is, anders had ik de te ruilen boeken niet zo diep in de tassen weggestopt. De boekenruilmevrouw houdt ons bijna een uur aan de praat zodat we weer uitgerust zijn als we weggaan. Ze vertelt dat het leven van de zwarten onder de Apartheid beter was. Ze werden verzorgd, ziekenhuizen waren goed en gratis, de infrastructuur was veel beter. Als een blanke zulke dingen zegt, nemen we ze met een korreltje zout. 'Die Bronne' is de gemeentelijke camping, 8 kilometer verderop. Prachtig gelegen, mooi zwembad, maar uiterst verwaarloosd. 'Bietje swart', hadden ze ons gezegd. 'Bietje wit' is een betere omschrijving. We zijn de enige blanken. Overal ligt rommel. We moeten eerst glasscherven rapen voor we de tent op kunnen zetten. Het is ook de goedkoopste camping : €2,70. De buren zijn erg vriendelijk. De mannen werken bijna allemaal voor Volkswagen in Uitenhage. Twee kleurlingen bevestigen het verhaal van de tweedehandsboekenmevrouw: vroeger hadden ze een 'lekker leven'. Nu betalen ze veel belasting. Dat geld wordt besteed aan wapens, huizen voor de zwarten en Mercedessen voor de ANC-ministers. De zwarten betalen geen huur, geen water en elektriciteit. De algemene voorzieningen worden niet meer onderhouden. Bij het aannemen van nieuw personeel wordt eerst gekeken naar huidskleur, dan pas naar capaciteit. Er is een wet die de bedrijven verplicht om zoveel mogelijk zwart personeel aan te stellen, vooral in het hoger kader. Veel mensen zien de situatie in Zimbabwe als een voorbeeld van wat er hier nog kan gaan gebeuren. Ze zijn bang dat het eerst nog slechter moet gaan, voor het weer beter wordt. De volgende ochtend komen we er achter dat niet alleen de kampeerders rommel maken. Een hele troep aapjes inspecteert de vuilnisbakken. Dat doen ze erg grondig. Als Edwin stukjes brood gooit, komen ze zowat de tent in. Deze 'vervet monkeys' heten in het Afrikaans 'meerkatten', maar ze worden blouwaapjes genoemd, is ons toevertrouwd. En inderdaad, de mannetjes hebben korenbloemblauwe ballen.
Addo, 5 januari 2002 De kaart van de East Cape geeft aan dat er een camping zit in Kirkwood. Dat past heel mooi in de planning, maar het mag niet zo zijn. Geen camping te vinden. Er is er misschien ooit één geweest, of er was sprake van dat er één zou komen. Een hulpvaardige man biedt aan dat we op zijn citruskwekerij mogen kamperen. De fietsen kunnen wel achterop het bakkie. Dat zien we niet zitten en hij woont de verkeerde kant op. In Summerville, 20 km verderop, is waarschijnlijk wel iets. Het is inmiddels behoorlijk heet aan het worden. We waren net zo blij dat we op tijd op de plaats van bestemming waren. Kirkwood is een aardig plaatsje, bietje swart, maar niet armoedig. Het water uit Sundays Rivier wordt gebruikt om de vallei te bevloeien. 130.000 ton citrusfruit wordt hier vandaan ieder jaar geëxporteerd. Er is dus werk voor een hoop mensen, en dat geeft meteen een heel andere sfeer aan zo'n plaatsje. De prachtig bloeiende hibiscusstruiken langs de weg zijn twee meter hoog. We zijn zo druk bezig met het zoeken naar onderdak, naar een reservefietsband met presto-ventiel en koel drinkwater dat we ze vergeten te fotograferen. Het wordt steeds heter, en Edwins achterband moet om de 10 kilometer opgepompt worden. Bij 'Avoca river camp', een citrus- en rozenkwekerij, is alles volgeboekt. Toevallig is er een 'treetophouse' 1 nacht vrij, en voor € 30 hebben we de beschikking over een luxe houten huis, met een grote keuken, en een mooie veranda met uitzicht over de rivier en de citrusbomen. Na een duik in het zwembad zitten we lekker op de veranda, met een glas water met ijsblokjes. Ons inkoopbeleid was kampeergericht. Op zo'n veranda horen de ijsblokjes te tinkelen in een glas witte wijn, terwijl de koedoebiefstuk ligt te sudderen op de Weber-barbecue. Zitten wij weer: witte bonen in tomatensaus uit blik en aardappelpuree uit een pakje. Na een intensieve speurtocht vindt Edwin een klein scherp stukje metaal in zijn buitenband, zoiets als een stukje uit een staalborstel. Daar zijn we ook weer van af. We zijn de tel kwijt, maar we hebben al zeker tien lekke banden gehad en in ons formaat zijn hier geen reservebanden te krijgen. De man van het postkantoor/winkel van sinkel op de hoek moet ons toch eens wat vragen. Gisteren hebben we hier wat te drinken gekocht (geen wijn is het assortiment). Hij sprak ons aan in het Engels, dus wij praten Engels terug. We hebben wel gezegd dat we uit Holland komen. Nu heeft hij daar gisteravond over nagedacht: verstaan we misschien een beetje Afrikaans? Hij begint helemaal te stralen als Edwin bevestigend antwoordt. Dat is leuk, dan kan hij zijn eigen taal praten tegen toeristen. Hij is benieuwd naar de euro, die kunnen we zeker wel even laten zien? Nee meneer, we hebben ze zelf nog niet eens gezien! De man van Avoca is vreselijk hulpvaardig. Hij belt voor ons naar Addo. Het kampeerterrein is volgeboekt, maar er is een overloopveldje. We mogen komen. Het is maar 25 kilometer fietsen en het is alweer een hete dag. De mensen bij de ingang van het Nationale Park moeten erg om ons lachen: het soort voertuig dat het park binnenkomt moet aangekruist worden, en er is geen vakje waar wij in passen. Van de ingang van het park tot de camping even verderop mogen we fietsen, verder moeten we gebruik maken van game-drives. Tegenover het restaurant is een uitkijkpunt op een 'water-hole', en de tent staan nog niet of we hebben al zeker veertig olifanten gezien, die allemaal uitgebreid aan het badderen zijn. Fantastisch gezicht! Addo (51.000 hectare) heeft 330 olifanten, de grootste kudde in Zuid-Afrika buiten het Kruger Park, en is de beste plek in het land om olifanten te bekijken. We zien olifanten, we horen olifanten en we ruiken olifanten, maar het dringt nog niet echt door. Pas als een deel van de kudde weer wegtrekt, de heuvels in om te grazen, krijgen we door dat het echt is. Ze eten geen balen hooi, er staat geen gaas om bomen heen. We zetten gauw de tent op, en brengen de middag door in uiterste decadentie. Geen wild-toer maar een wild-lig: op de picknickplek, een meter of 50 van het water af, in de schaduw van een boom liggen we op onze matjes naar de olifanten te kijken. Flesje koude witte wijn (€ 1,80) met een zak ijsblokjes uit de kampwinkel erbij. Krant en boeken onder handbereik, maar het kijken kost veel tijd, er blijft geen tijd over om te lezen. Het allerdecadentst is wel dat de mobiele telefoon dekking heeft: via sms laten we wat mensen meegenieten van dit unieke moment. Olifanten die staan te drinken, olifanten die met hun slurf modderwater over zich heen spuiten, olifanten die op staan te drogen. Kleine olifanten blazen belletjes, als kinderen die zitten te klooien met hun rietje in een glas chocolademelk. Het diepe gedeelte lijkt wel een bubbelbad: het beweegt van de olifanten die lijf aan lijf een lekker diep modderbad nemen. Soms gaan ze helemaal koppie-onder, alleen de slurf steekt nog boven water. Olifanten komen en gaan, een grote schildpad graast op een halve meter afstand van onze matjes, een wrattenzwijn met een wrattenbiggetje lopen ook naar het water en worden weggejaagd. Twee jonge mannetjesolifanten zijn een beetje aan het vechten (bakleien, in goed Afrikaans). Het is zo heet dat zelfs de struisvogels het water in gaan. Zo vaak als de olifanten terugkomen naar het water, zo vaak loop ik naar de kampwinkel om spa of cola te halen. Het is dorstig weer. Een man gaat zijn grote familie kleurlingen voor in gebed: Dank U Heer, voor de schepping, voor het voedsel en een gezonde eetlust en dank u voor dat de olifanten ons niet aangevallen hebben. 's Avonds koelt het af, en komen de sterren te voorschijn. Het watergat is verlicht. We gaan in de loop van de avond een paar keer kijken, maar er zijn geen beesten. De stilte der natuur kent vele geluiden, zou Piet zeggen. Krekels, het gehuil van jakhalzen, het getrompetter van een olifant, een snurkende buurman.
Nature's Valley, 10 januari 2001 De tweede dag in Addo is het nog heter, volgens de boswachter is het bijna 40 graden. De olifanten weten niet hoe gauw ze bij het water moeten komen. Op een drafje komen ze de heuvels uit. Bij de waterpoelen gaan ze lekker drinken en spetteren, en daarna weer in het modderbubbelbad. Dan lekker opdrogen, en aan het eind van de middag trekken ze al grazend weer de heuvels in. We zien er een stuk of 150, het is fantastisch! We liggen weer in de schaduw en raken niet uitgekeken. Lied van de dag: 'Give me hope Jo'anna' en 'Breng my trug naar die Ou Transvaal' is tijdelijk vervangen door 'Mijn tante heeft een olifant'. 's Avonds gaan we mee met een excursie: de zonsondergang-game-drive. In een open auto, met een man of 8, onder leiding van een boswachter. Het park is dan al dicht voor personenauto's. We zien twee koedoe's van heel dichtbij. Ze zijn erg schuw en verdwijnen meteen in de bosjes. Verderop staat een onverstoorbare olifant alleen te wezen. In de schemering staan wat groepjes antilopen te grazen maar het zijn geen gigantische kuddes. De zon gaat onder, het wordt echt koud. We gaan een omheind terrein in. Op 1000 hectare lopen daar een stuk of 10 zwarte neushoorns. Die zijn ontzettend schuw, maar met wat geluk laten ze zich zien. Eerst krijgen we een hapje en een drankje en als het echt donker is gaan we met het richtlicht neushoorns zoeken. En ja hoor, we zien er twee, die er meteen zo snel mogelijk vandoor gaan. Een heleboel andere beesten zijn eigenlijk nog leuker om te zien, zoals het stekelvarken, de springhaas en de duiker, een heel kleine antilope. Maar die tellen eigenlijk niet mee. Als toerist hier wordt je geacht de 'Big Five' te willen zien: de vijf dieren die het meest gewild waren door de jagers. Naast de olifant en de zwarte neushoorn zijn dat de luipaard, de buffel en de leeuw. De 'Big Five' is hier 'Big Business' geworden. Diverse 'private game-reserves' bieden safari's aan met de garantie dat je ze alle vijf ziet. De bekendste, vlak naast Addo NP, is Shamwari. Voor 700 rand p.p. (€70) wordt je langs de dieren gereden. Blijven slapen kost, maaltijd inclusief, maar 3000 rand p.p. (€ 300!).Voor ons gevoel is dat een veredelde versie van Burgers Safari. Onze behoefte aan leeuwen kijken is niet zo groot dat we de miljonair-eigenaar van Shamwari nog rijker willen maken. De neushoorns vonden we al een beetje nep. Ze komen eigenlijk uit Tanzania, hier fokken ze ermee zodat ze weer uitgezet kunnen worden. Ze lopen wel echt wild rond, maar toch. De olifanten hebben een veel groter stuk tot hun beschikking. Maar de waterpoelen zijn kunstmatig, het water wordt opgepompt. Echt wilde natuur bestaat bijna niet meer, alle beesten zitten in Nationale Parken of wildreservaten. De regering, die af en toe toch iets goed doet heeft grote stukken grond aangekocht, het Addo NP wordt 200.000 hectare groot. Uiteindelijk zal het doorlopen tot aan zee en hebben ze de 'Big Seven’: ook de walvis en de haai. De olifanten hebben dan een echte rivier tot hun beschikking en kunnen zelfs naar het strand. Volgend jaar, als het elektrische raster af is, worden er leeuwen uitgezet. Eerst komen er nog een paar honderd zebra's bij, anders hebben die leeuwen niet genoeg te eten. Edwin heeft eindelijk zijn zin: er ligt een knap negerinnetje in zijn slaapzak. Beetje jammer is natuurlijk wel dat ze pas 6 jaar oud is en dat haar moeder er naast staat te lachen. De schoonmaakster heeft haar dochtertje bij zich en die was erg nieuwsgierig naar de binnenkant van zo'n klein tentje. Ze ligt helemaal te glunderen, maar vindt het toch een beetje eng en gaat er gauw weer uit. De derde dag in Addo is het zwaarbewolkt. Op een strategisch uitgezocht bankje wachten we tot de olifanten uit de heuvels komen. Maar ze komen niet. Geen dorst vandaag. Na een uurtje trekken we ons even terug in het restaurant voor een kopje koffie. Aan het tafeltje naast ons zit een Zwitsers stel. We bekijken buren altijd even, buren bekijken ons even en dan kan je kledingkeuze de loop van de dag bepalen. Want Martin, de buurman, heeft Shimano-fietsschoenen aan, net als Edwin. Dus de mannen beginnen over fietsen te praten. Toevallig heb ik het T-shirt van de fietsclub van Jalon aan, en Martin blijkt regelmatig te trainen vanuit Gandia. De wereld is klein: twee Hollanders en twee Zwitsers zitten in Zuid-Afrika de fietsroutes rond Jalon en Castell de Castells te bespreken. Zijn vrouw, Barbara, nodigt ons uit om mee ter rijden, ze gaan nog een rondje in het park doen. Daar gaan we natuurlijk graag op in. Edwin zou wel op de fiets willen, maar ze laten ons niet voorbij de slagboom. Het begint te miezeren en de meeste dieren nemen regenverlet. We zien wat antilopen in de verte, een paar struisvogels met jongen en een rood hartebeest. Die blijft vlak langs de weg staan dus kunnen we hem goed fotograferen. Bij een andere waterpoel staan nog wat olifanten, maar zodra het harder gaat regenen verdwijnen ze de bosjes in. De Nationale Parken hebben lokale mensen in dienst, die opgeleid worden in bijvoorbeeld de restaurants. De eerste keer worden we bediend door een knappe jonge Xhosa man. Hij is erg vriendelijk en doet erg goed zijn best. Hij wil naar de universiteit maar zijn ouders kunnen het niet betalen. Hij wil helemaal niet in een restaurant werken, maar hij heeft geen keus. Hij probeert er wat van te maken. Dat het vlees taai is, is zijn schuld niet. Dat de koelkast het niet doet en we maar ijsblokjes in het bier moeten doen ook niet. De dag erna bieden we de Zwitsers lunch aan op het terras. Onze Xhosa-jongeman heeft vandaag keukendienst, en we worden bediend door Emma. Jong, dik, honderden vlechtjes in haar haar. We zitten al een kwartier, dan haal ik zelf maar een paar menukaarten. Emma loopt zwetend langs, belooft steeds dat ze komt. We bestuderen het gedragspatroon van het personeel en komen er achter dat ze tafel voor tafel afhandelen. Bestelling opnemen, eten brengen, afrekenen, en dan pas de volgende tafel. Dat is natuurlijk ietwat overdreven, maar bijna alle tafeltjes zijn bezet en dat kan het personeel duidelijk niet aan. Als kippen zonder kop lopen ze regelmatig met lege handen langs. Ze werken hard, maar er gebeurt niets. We hebben eindelijk het eten als Emma meteen met de rekening komt: dat is wel erg snel. Ja, want haar dienst zit erop, ze mag naar huis. Het gaat steeds harder regenen. Edwin besluit dat we morgen weer weg gaan. Ik zou hier nog wel een week willen blijven maar dat heeft geen zin als het niet heet is. En tot nu toe hebben we hier nog geen lange hete periode gehad. Na twee, hooguit drie warme dagen wordt het bewolkt, het koelt af, het regent een dag of wat, en daarna loopt de temperatuur weer langzaam op. We hebben het de eerste dagen ontzettend getroffen met olifanten kijken, we hebben ze echt heel goed gezien. Daar moeten we maar tevreden mee zijn. We fietsen 50 kilometer, waarvan 16 km onverhard. Bedrijfsongeval: Edwin laat zijn bidon vallen, ik fiets er overheen : kapot. Dan zijn we weer op de camping in Uitenhage. Edwin knoopt een praatje aan met de bewakers. Eerst vinden ze dat een beetje raar, dan komen ze helemaal los. Ze zijn erg zwart. Tot tien jaar geleden mochten ze niet zelf uitkiezen waar ze wonen wilden. De blanken sloten dan gewoon de enige kraan af in een township, en dwongen iedereen te verhuizen naar de andere kant van de stad, of waar ze de zwarten maar hebben wilden. Nu hebben ze het niet echt veel beter, maar ze hebben tenminste rechten, en daar zijn ze trots op. Ze kunnen een brief schrijven aan de president, of bellen naar het kantoor van de minister. Vroeger was dit een 'whites-only' terrein, nu mogen zwarten er ook komen. Vanaf Uitenhage fietsen we naar Humansdorp. Het voelt aan als thuiskomen. We blijven maar één nachtje. We hoeven niet te betalen, vindt Ben's vader. Eén buurman staat er nog, Ben fietst rond met zijn vriendjes en we worden verwelkomd als oude vrienden. Als alle verhalen verteld zijn gaan we ons gebruikelijke rondje postkantoor-internetcafé-Spar doen. We weten Beverley te vermijden. De volgende ochtend staat ze meteen voor onze neus. Dat is niet zo leuk voor Ben, die speciaal vroeg is opgestaan om afscheid van ons te nemen. Volgens Beverley is haar man een paar dagen naar zee, vissen met vrienden. Volgens Ben is hij er vandoor. We zullen ze allemaal missen. We worden uitgezwaaid door Ben en Beverley. Dag Humansdorp, je bent een hoogtepunt in deze vakantie! Woord van de dag: Ben doet nachtdienst, neefje niet. 'Ek is baie lief vir my slaap' zegt hij. Oftewel: ik houd van slapen. In Kareedouw zou een kampeerplaats zijn. Dat staat op dezelfde kaart die beweert dat er een caravanpark is in Kirkwood. Dus zijn we niet echt verbaasd dat er niets blijkt te zijn. Twee ex-Hollanders op het gemeentehuis plegen wat telefoontjes, maar alle accommodatie in de buurt zit vol alle 'geriewe' zijn in gebruik. De zwarte woonwijk staat vol nette huisjes. De mevrouw van het gemeentehuis vertelt dat de inwoners van de township een huis krijgen, met eigendomspapieren, en een anti-speculatiebeding voor 10 jaar. Er is riolering, en de bewoners betalen maandelijks belasting voor het huis, en betalen voor gas, licht en water. De regering betaalt de huizen (€ 1800), de gemeente moet van de belasting onderhoud e.d. regelen. Om de huisjes een is het erg kaal. De bewoners vinden het te veel werk om een tuintje aan te leggen of een boom te planten. Er zit niets anders op: doorfietsen. Het is knap heet hier in de 'Langkloof'. Een paar kilometer verderop, op de Kareedouwpas, is de invloed van de zee al weer merkbaar. Dat scheelt aanzienlijk. Bij de Ouboschfarmstal houden we pauze. Na een hamburger met een melkskommel (milkshake), een blik op de prachtige handgemaakte souvenirs en een studie van de kaart besluiten we door te fietsen tot aan Nature's Valley. Daar komen we om zes uur 's avonds aan. Na 130 kilometer, twee passen, 7 uur 15 minuten in het zadel (en nog een poosje ernaast), 1126 meter gestegen en minstens 5 liter water zijn we op de plek van bestemming. Moe maar voldaan, zeg maar. Soms heb ik fantasieën over een man die gewoon iedere dag naar kantoor gaat. Het kantoor is al dicht, we worden ontvangen door de 'ereveldwagter van diens'. Een gepensioneerd echtpaar helpt vrijwillig in het hoogseizoen. Ze hebben allerlei cursussen moeten doen en lopen netjes in uniform. Woord van de dag : rekkie (elastiekje). De dag erna zijn we moe. We doen niet veel. Beetje naar het strand, hapje eten in het restaurant, beetje kletsen met de stoet buurmannen die langs onze fietsen trekt. We krijgen weer een aantal uitnodigingen om toch vooral langs te komen als we in Kaapstad of Stellenbosch of Pretoria zijn. We zijn echt een bezienswaardigheid. De bewondering loopt op, zeker nu we kunnen zeggen dat we al 2.000 kilometer in Zuid-Afrika gefietst hebben.
Knysna, 15 januari 2002 We zouden van Nature's Valley naar Knysna fietsen, een afstand van dik 60 kilometer. Na de Grootrivier Pas hebben we al een pauze nodig en na een handvol kilometers tegenwind heb ik er al weer genoeg van. Ik durf na zo weinig kilometers nog niet te klagen. Gelukkig stelt Edwin zelf na dertig kilometer al voor om een nachtje in Plettenberg Baai te blijven. Goed voorstel! De tent staat nog niet of Sem, de lachende bewaker op de mountainbike, komt ons al begroeten. De camping heeft helemaal volgestaan de afgelopen maand, nu is het een stuk rustiger. Er zijn drie pogingen tot diefstal geweest en alle drie de keren heeft hij de dader een paar meppen met zijn knuppel verkocht en hem de zee ingejaagd. Het was een rustige zomer, zonder problemen, vertelt hij glunderend. De volgende ochtend rijden we weer een kilometer of dertig. Halverwege Plet en Knysna wordt een boerenmarkt gehouden. Het is druk en gezellig. De enige zwarte mensen zijn de vrouwen die koffie rondbrengen. Blanken kopen en verkopen organisch verbouwde groenten en fruit, eigengebakken taarten, biltong, geitenkaas enzovoorts. Ook worst en vlees ligt in de kraampjes, zonder koeling. Onze fietsen trekken weer een hoop bekijks. Een ex-Oostenrijker, die nu batikkunstenaar is, vertelt dat hij op een mountainbikeroute de laatste wilde olifant van Knysna ontmoet heeft. Hij stelt ons voor aan een aantal van zijn vrijgevochten vrienden, die ook over de markt rondlopen. Zoals de knappe blonde jonge Deense, die de mooiste souvenirwinkel van Plet heeft. Dan komt er een man aanlopen die vraagt of we hem nog kennen. Hij frist ons geheugen meteen op: hij is de ex-Amsterdammer, die een week of zes geleden tegelijk met ons op het pontje in Malgas stond. We hebben alweer een uitnodiging te pakken, maar we moeten verder, want we hebben afgesproken met Daan en Marie, onze buren uit Humansdorp.
De lange, vrij steile afdaling naar Knysna is een beetje eng. Een drukke weg, geen vluchtstrook en een bus die vlak langs ons raast. Op zulke momenten is het een geruststellende gedachte dat de kans om vermoord te worden in Zuid Afrika groter is dan de kans om doodgereden te worden. In Knysna nemen we de camping naast die van de vorige keer. Iets duurder, maar beter en met een nachtwaker. De wind tegen is aangewakkerd tot stormkracht. We staan lekker beschut, in de schaduw van een boom, met uitzicht op de lagune. Vlak achter de KwikSpar, die iedere dag open is van 6.30 tot 21.00 uur. Als er een Spar in de buurt is, eten we bijna iedere dag Griekse salade met een stuk vlees. Feta is hier lekker en in verschillende smaken te koop. 'Kaapse kruiden' is het lekkerst. Menig buurman klaagt over de prijs van het vlees, voor ons is het goedkoop. De kadetjes zijn heerlijk vers, het gebak is goed. De koelkasten zijn gevuld met allerlei lekkere frisdranken en sapjes. Ik loop wel drie keer per dag naar de Spar. Voor de krant, voor vers brood, voor wat lekkers en vlak voor het eten haal ik het vlees pas en het toetje. We worden niet mager op deze manier. Op zaterdag om 17.30 uur kom ik er achter dat het zondagse verbod op de verkoop van alcohol ingaat op zaterdag om 17.00 uur. Zondagochtend worden we opgehaald door Daan en Marie, onze buren van de camping in Humansdorp. Ze hebben een appartement bij de golfbaan in Plettenberg Baai, dat ze soms verhuren. Een groot deel van het jaar wonen ze in het huis van de broer van Marie in Brenton on Sea, aan de andere kant van Knysna. Ze nemen ons mee naar de golfbaan. Die ligt prachtig in de duinen langs de lagune. Het is een raar gevoel om in een auto te zitten en die rothelling nu moeiteloos op en af te zoeven. Maandagochtend halen ze ons weer op. Ze laten ons de mooie plekjes rond Knysna zien: het strand bij Noetzie, de monding van de lagune, Buffelsbaai en Brenton. In een leuk cafeetje drinken we cappuccino met scones, met uitzicht op 'The Heads', waar de lagune in zee stroomt of andersom. Dankzij de aanwezigheid van een andere vrouw krijg ik nu de gelegenheid om een paar souvenirwinkeltjes te bekijken. Via een pottenbakker en een Hollandse kaasboer komen we bij de 'Fruit & Veg City', een keten van groentewinkels. Grote zaak, met niet alleen een 'bar' waar je je jerrycan met wel 10 soorten vers vruchtensap kan laten vullen (voor nog geen halve euro per liter), maar waar ze ook een 'huisvrouwenbalie' hebben. Vijf vrouwen in uniform bedienen evenzoveel grote keukenmachines en al je aankopen worden meteen gratis geschild, geschrapt, gesneden of gesnipperd. Ideaal! Bij het huis in Brenton eten we 'braaivleis' en 'slaai'. Ze zijn erg lief en het is heel gezellig. Ze zijn eigenlijk de enige blanken die we ontmoet hebben, die de toekomst van het land met vertrouwen tegemoet zien. Alle anderen denken dat het land naar de klote gaat. Eigenlijk zijn wij ook niet erg optimistisch over de toekomst. Hoe langer we hier zijn, hoe meer we erover lezen, hoe somberder we worden. Als je alles wat er gebeurd is in ogenschouw neemt, is het een wonder dat de boel nog een beetje functioneert. Grootste fout van Apartheid is wel dat zwarte bevolking geen goed onderwijs heeft gehad. Alles wat zo belangrijk is in de ogen van 'Eerste Wereld', zoals algemene ontwikkeling, normen en waarden, democratie en hygiëne, is onbekend terrein voor een groot deel van de bevolking. Dat werkt door in gedrag en beheer van de 'openbare ruimte'. Zoals de mevrouw van het internetcafé zegt: 'Hulle breek alles'. De slimme mensen en het grote geld verlaten Zuid-Afrika op zoek naar veiligere plekken. Nu komt er een discussie los binnen het ANC over grond- en huizenaankoop door buitenlanders. Nog even en buitenlanders mogen hier geen grond bezitten. Nee, we kopen geen wildplaas! Investeerders worden nog verder afgeschrikt en de rand maakte meteen weer een duikeling naar beneden. President Mbeki heeft een zakenjet (besigheidsstraler) gekocht, maar er is geen piloot in de luchtmacht die hem kan besturen. De zwarte man die thee rondbracht op het postkantoor in Port Elisabeth is bevorderd tot postmeester. Blanken worden ontslagen en zwarten krijgen de topbanen. Dat ze soms amper kunnen lezen of schrijven doet niet ter zake, als ze maar zwart genoeg zijn. De padslachting valt mee dit jaar. Vlak voor het eind van de vakantieperiode zei de minister dat de actie 'Kom veilig daar' geen cijferspelletje is. Daaruit concludeerden wij dat er dus wel meer verkeersslachtoffers zouden zijn dat vorig jaar. Maar nu is meegedeeld dat de beoogde 5 % daling van het aantal slachtoffers is gehaald. Hoewel er gesuggereerd wordt dat misschien niet alle ongelukken aangemeld zijn. Waarschijnlijk wordt er net zo creatief omgegaan met deze cijfers als met die van de eindexamens. Deze vakantieperiode wordt afgesloten met 980 verkeersdoden. Hoewel ook hier de kalender 2002 aangeeft, zijn er nog een hoop ouderwetse manieren om om het leven te komen. Een ruzie tussen een paar dorpjes is beslecht met behulp van geweren en assegaaien. Iemand die vanuit Mozambique illegaal het land probeerde binnen te komen is doodgestampt door een olifant. Een jachtopzichter is doodgeschoten nadat hij stropers had betrapt die net een bok geschoten hadden. En drie mannen die verdacht werden van een misdaad, maar door de politie wegens gebrek aan bewijs zijn vrijgelaten, zijn terechtgesteld met de zogenaamde 'halsbandmethode'. De buurt acht ze schuldig, vult een oude autoband met dieselolie, hangt die om de nek van het slachtoffer en dan gaat de brand erin. Niet in een dorp diep in de wildernis, maar in een township vlak bij Kaapstad. Op de camping zijn inmiddels twee Hollandse motorrijders aangekomen. Na 8 maanden trekken door Namibië, Malawi en Zimbabwe vliegen ze over een week terug vanuit Kaapstad. Ze zijn een paar keer met stenen bekogeld. Na 32.000 kilometer hebben ze wel zin om weer naar huis te gaan. Gisteren stonden ze in Nature's Valley, dus ze hadden al over ons gehoord van Johan, de Volkswagendealer uit Stellenbosch die op een Unionfiets rondrijdt. Het staat heel stoer, die twee stoffige motoren. Toch geven we de voorkeur aan twee schone fietsen. Bovendien blijkt je op een motor geen enkel Nationaal Park in te mogen, zelfs niet in de parken waar we met de fiets wel in kunnen. De reismoeheid begint een beetje toe te slaan. Als Daan en Marie ons niet hadden meegesleept naar de mooie plekjes, waren we te lui geweest om ernaar toe te fietsen. We zitten meestal heel tevreden bij de tent en bezichtigen uitsluitend hoogtepunten als postkantoor, tweedehandsboekenwinkel en fietsenmaker (wéér geen goede binnenbanden in onze maat te krijgen). Knysna is echt gezellig en er is veel te zien. De boottocht doen we niet en de townshiptoer is maar 1 x per week, dus dat lukt ook niet.
Wilderness, 17 januari 2002. Vanuit de Stoomtrein hadden we de camping in Wilderness Nationaal Park zien liggen. Op een prachtig plekje aan het water, niet ver van de kust. De N2 loopt van Knysna naar George, via Wilderness. Een prachtige brede (maar drukke) asfaltweg en dit traject is een kilometer of dertig lang. Er is ook een andere manier om in Wilderness te komen. Over de oude weg, die twee keer zo lang is, grotendeels onverhard en de 'zeven-passenweg' genoemd wordt. Voor een deel van ons gezelschap is meteen duidelijk welke route genomen gaat worden. Het andere deel protesteert zwak maar tevergeefs. Het is een zware route. Iedere keer gaat de weg weer naar beneden de rivier over, weer naar boven en dan weer opnieuw... De weg is stoffig met af en toe wasbord. Gelukkig is het bewolkt en wordt het niet warmer dan een graad of 21. Over 75 kilometer doen we ruim 5 uur en stijgen in totaal meer dan 1000 meter. Maar we redden het weer, we vinden een lekker plekje en er is een winkeltje op de camping. De douches zijn goed heet en er zijn wasmachines. Het is al meer dan een maand geleden dat ik voor het laatst zo'n ding gezien heb. Daan (ex-onderwijzer) heeft een pistool. Edwin loopt bij de buurman in Knysna de voortent in en daar ligt een pistool op tafel. De buurman in Wilderness vertelt dat hij en zijn vrouw uit Johannesburg vertrokken zijn omdat ze gewapend naar hun werk gingen. 's Avonds zaten ze tv te kijken met het pistool op het bijzettafeltje tussen hen in. Zo wilden ze niet langer leven. Ze hebben hun huis met verlies verkocht en zijn verhuisd naar Mosselbaai. In de Westkaap is veel minder criminaliteit, maar hij is bang dat het hier over een jaar of tien ook helemaal mis gaat. Uitwijken naar het buitenland kunnen ze zich niet meer veroorloven door de lage koers van de rand. Zoals de meeste mensen voelen ze zich een beetje gevangen nu de weg naar Europa is afgesneden. Rond de steden trekken blanke inwoners zich terug in blanke buitenwijken, met een muur er omheen en een bewaker bij de slagboom Edwin helpt de buurman met het oplossen van zijn 'blokkiesraaisel'. Nederlandse munt van een heleboel letters: rijksdaalder. God van de oorlog, vier letters. Edwin kan er even niet op komen. 'Het skiet me zo meteen wel te binnen' zegt hij in zijn beste Afrikaans. Dát had de buurman nog nooit gehoord, dat vindt de buurman nou een mooie, treffende uitdrukking. Een andere buurman vertelt over de afspraak die hij heeft met een vriend. Zodra ze een inbreker betrappen schieten ze hem dood, gooien hem achterin hun bakkie en rijden naar het viaduct. Als er dan een grote open vrachtauto onder het viaduct door rijdt, gooien ze het lijk daarop. Pas in Kaapstad wordt het lijk dan gevonden, dus zal de plek van de misdaad niet te herleiden zijn. Hoewel het doodschieten van inbrekers regelmatig voorkomt, schijnt het zelfs hier niet toegestaan te zijn. Er wordt vaak ingebroken terwijl mensen thuis zijn, omdat de inbrekers op zoek zijn naar wapens. De bewoners worden dan gedwongen de wapenkast open te maken. De regering wil het wapenbezit verminderen, maar er is geen blanke man die dat accepteert. Hij heeft zijn wapen legaal, hij is het probleem niet. Na een rustdag hebben we een dag wandelen en kanovaren gepland. Het weer beslist anders. Korte buien en felle opklaringen wisselen elkaar af. We liggen lekker in de tent te lezen. Tussen de buien door gaan we even bij de brug kijken als de stoomtrein langs komt, of zitten we even in het zonnetje op een bankje. De wetlands en de vogelkijkhutten moeten het maar een dagje zonder ons doen. Het is hier prachtig, de camping is prima en heel erg rustig. De mobiele communicatie werkt weer. De gebruikersonvriendelijke 'verbeteringen' bij HetNet hebben ons veel tijd, geld en gemopper gekost. Met hulp van Dick hebben we nu een Tiscali-abonnement en kunnen we zelfs lokaal inbellen. Het was een hele puzzel voor alle instellingen goed waren. Het is heerlijk als alles probleemloos werkt. Dat is niet altijd vanzelfsprekend. Zo blijkt een sms naar Menno er zes weken over gedaan te hebben om de weg naar Markelo te vinden.
George, 19 januari 2002. Hoewel we ons voorgenomen hebben om rustig aan te doen, zitten we onszelf weer op te jagen. In dit Nationale Park zijn een paar mooie wandelingen uitgezet rond de wetlands, er zijn vogelkijkhutten, er zijn kano's en waterfietsen te huur. Na een rustdag en een regendag is het zaterdag weer mooi weer. Een goede dag voor een wandeling en een kanotochtje, maar om de een of andere duistere reden hebben we daar 'geen tijd' voor, moeten we verder. Over zes weken vliegen we 'al' weer naar huis. Misschien moet er iets te doen overblijven voor 'de volgende keer', misschien zijn we gewoon niet flexibel genoeg. We gaan verder naar George. De buurman komt nog even de route tot aan Kaapstad met ons doornemen. Bij Grabouw gooien ze met klippen naar die hoofpad, zegt hij. Stenengooiers langs de hoofdweg dus. Die weg moeten we mijden. En de weg die we gepland hadden naar Kaap de Goede Hoop keurt hij ook af. Teveel gevaarlijke townships daar. Langs de N-weg patrouilleert veel politie, dat is veiliger. We willen helemaal niet langs de N-weg fietsen. En de Chapman's Peak Drive, ook op de Kaap, schijnt door zware regenval beschadigd en afgesloten te zijn. Ik zie het hele Kaapstadse deel van de tocht al niet meer zitten. We hebben Uitenhage probleemloos doorstaan, hebben Plett (twee toeristen beroofd) en Wilderness (idem) met al onze spullen veilig gepasseerd en nu moeten we Kaapstad ook nog het hoofd gaan bieden? Daar heb ik even geen zin in. In Hermanus worden zwarte arbeiders van hun fietsen beroofd en daar moeten we ook nog doorheen. Als de binnendoorweg naar George dan ook nog erg zwaar blijkt te zijn met stijgingen tussen de 15 en 20% en nog twee passen over rivieren heen, beloof ik mezelf dat ik volgend jaar met een groepsreis meega, in een bus. Intussen fantaseert Edwin over wildere avonturen. Hij zou het liefst hiervandaan overland terugfietsen naar huis.
Woord van de dag: een auto heeft geen versnellingsbak maar een radkast.
Mosselbaai, 23 januari 2002. Ruim 500 jaar geleden kwam de Portugees Bartolomeus Diaz aan in Mosselbaai. Zijn karveel is nagebouwd in Portugal en een paar jaar geleden hierheen gezeild. Nu is er een heel museum om het schip heen gebouwd. De oude graanschuur van de VOC maakt ook deel uit van het museumcomplex. Op maandag bezichtigen we de hele boel. Op dinsdag krijgen we een sms van Daan en Marie, ze komen een dagje naar Mosselbaai. Ze gaan op bezoek bij vrienden maar eerst komen ze een beetje 'kuier' met ons. Na een kop koffie rijden we naar 'The Point', een uitzichtpunt dat in zee uitsteekt. Daarna gaan we nog een keer naar het museum, want zij zijn er nog nooit geweest. We worden herkend aan de kassa. Omdat we gisteren ook geweest zijn, hoeven we vandaag niet te betalen. Een enthousiaste vrijwilligster vertelt van alles over de boot. Na een wandelingetje langs de souvenirwinkeltjes genieten we de lunch in het 'Pavilioen', een oud badhuis op het strand. Op het menu staat 'real Dutch pea soep', oftewel echte Hollandse erwtensoep. Het smaakt goed, al doe ik er zelf meer groente in en ontbreekt de Hemaworst. Buiten springen de dolfijnen boven de golven uit. Het is heerlijk weer, zonnig met een zacht windje. Daan en Marie gaan waarschijnlijk volgende week met de caravan 'Kaap toe', dus misschien komen we ze nog wel een keer tegen. Op de camping is ons uitzicht inmiddels verfraaid met een fier wapperende Hollandse driekleur. Jan van der Steen komt uit Nieuw-Vennep en praat na 40 jaar Zuid-Afrika nog goed Nederlands. Hij is 'afgetreden' en komt een maand op deze camping vakantie houden. Gisteren (honderd rand per nacht) was de camping nog leeg. Vandaag begint het laagseizoen (45 rand per nacht) en de grijze golf stroomt binnen in hun grote auto's en dikke caravans. Een hek met scheermesjesdraad schermt de camping af van de boze buitenwereld. Een smalle doorgang leidt naar het strand. Gisteren was het strand nog een 'bietjie swart', nu zijn de scholen weer begonnen en is het strand leeg. Bij de slagboom zit een bewaker. We zijn er net aan gewend dat een zwarte werknemer iedere zin eindigt met 'meneer' maar hier is het nog een graadje erger, hier zeggen ze 'master'. 'Mevrouw' blijft natuurlijk gewoon 'mevrouw'. Deze camping heeft geen wasmachines maar een vrouwtje dat iedere ochtend bij de tent komt vragen of ze 'asseblief' wat voor ons mag wassen. Het toiletgebouw is erg schoon. Dat is op zich wel prettig, maar ik zit niet zo lekker als er, op het moment dat ik mijn billen licht, iedere keer meteen een werkster binnenstormt met een grote fles schoonmaakmiddel. Woord van de dag: in het winkelcentrum hangt een bordje dat naar de lift verwijst: 'hijshok'. Edwin heeft het hier erg naar zijn zin. Het is schitterend weer en bij het strandje kunnen we heerlijk zwemmen, Hij heeft het woord 'strandvakantie' nog niet laten vallen, of de wolken drijven de baai binnen, het gaat harder waaien en even later begint het te miezeren. Het gaat niet hard en we kunnen ons gewoon niet voorstellen dat de zon morgen niet zal schijnen. We slapen heerlijk terwijl de regen steeds gestadiger valt. Een klein stukje tentluier steekt buiten de buitentent uit. In de loop van de nacht loopt er steeds meer regenwater onder de tent. Via de naad trekt dat langzaam in de matrashoes. Het is al ochtend voor het de slaapzak bereikt. Dom, dom, dom. Maar hoewel het buiten bij vlagen nog miezert, lukt het om binnen met wat moeite de boel aardig droog te krijgen. Niks bijbruinen, niks doorfietsen, maar weer een dag lezen in de tent, wachten op beter weer. Tussen de middag, in een restaurant met uitzicht op zee, onder het genot van een glas witte wijn, evalueren we ons verblijf in dit land tot nu toe. De voorlopige conclusie is dat we dit een prettig vakantieland vinden, maar dat we erg gehecht zijn aan Europa. De geschiedenis, de normen en waarden, de mentaliteit, de welvaart en het landschap van West-Europa zijn 'van ons'. Daar horen we thuis. Het is erg leuk en leerzaam om eens ergens anders rond te kijken, maar zoals het klokje thuis tikt....
Swellendam, 27 januari 2002. Mosselbaai is een beetje deprimerend als de zon niet schijnt. Dus de volgende, bewolkte dag waait de wind ons van Mosselbaai naar Riversdale. Het is ruim 95 kilometer en er zit 700 meter stijging in, maar met 40 kilometer per uur wind mee is dat wel te doen. 's Middags gaat het nog harder waaien. Het valt niet mee om een mierloos plekje te vinden bij de tent om uit de wind en in de schaduw te zitten. Dat zijn van die momenten dat de zin om thuis te zijn de kop opsteekt. De volgende dag waait het minder. De eerste 30 kilometer, tot aan Heidelberg, is het bewolkt. We genieten een mega-ontbijt bij Wimpy. Normaal gesproken mijden we dit soort eettenten. We moeten nog 50 kilometer heuvelig land bedwingen dus we vinden dat we wel zo'n ontbijt verdienen. We worden maar vier keer aangesproken tijdens ons ontbijt. Onder andere door een meneer die beweert dat hij nog twee fietskampeerders heeft gezien. Dat kan niet, dat zijn wij geweest. En door een mevrouw die zegt dat aan de overkant Hollanders wonen en dat we even gedag moeten gaan zeggen. Dus dat doen we. Tegen de tijd dat we uitgekletst zijn is het half twaalf en de zon breekt door. Heidelberg heeft een camping, maar er is besloten dat we naar Swellendam fietsen vandaag, dus fietsen we naar Swellendam vandaag. Heuvel na heuvel na heuvel en het is over de dertig graden. Er staat minder wind dan gisteren. Het landschap is een beetje eentonig: glooiende droog-gele velden af en toe wat koeien, soms schapen en hier en daar een handje ooievaars ertussen. De weg is redelijk rustig, de vluchtstrook bijna altijd breed en glad. Het voordeel van langs de N2 fietsen is wel dat er af en toe een benzinestation is. We hebben nog één slok water als we aankomen bij het hoogtepunt van vandaag: een benzinestation, elf kilometer voor Swellendam, waar we met anderhalve liter spa, een liter sap en een blikje cola een uurtje uitrusten op een stoel in de schaduw. Iedere keer dat we aankomen in Swellendam hebben we een zware tocht achter de rug. Iedere keer als ik het formulier voor de camping invul, druipt het zweet in straaltjes van me af. Jammer dat we zo moe zijn, zegt de campingbaas, anders konden we nog even naar de 'landbouskou'. We zijn nooit té moe voor een landbouskou, dus na een snelle douche gaan we het dorp in. Het is een klein formaat fokveedag als alle andere. De keuringen zijn gisteren al afgewerkt, vandaag is de kermis het belangrijkst. We zitten nog geen vijf minuten in de 'biertuin' of we hebben al weer een uitnodiging te pakken. Het is bijna een dwangbevel, we móeten langskomen bij de familie Potgieter in Kaapstad, dan maken ze een braai voor ons. En ze brengen ons wel naar het vliegveld. Ze zeggen wel vijf keer dat we móeten komen. We knikken vriendelijk van 'ja', maar denken allebei van 'nee'. We zijn geen kermisattractie, we gaan alleen langs als we een hoop te kletsen denken te hebben. Na drie maanden training kunnen we het Afrikaans vrij goed verstaan. De oudere blanken verstaan we bijna letterlijk. Er zijn 45.000 ex-Hollanders in dit land. Vanaf 1 februari wordt BVN-tv, van de Wereldomroep, hier ook uitgezonden. Net op tijd voor het Koninklijk Huwelijk. Het zal voor de mensen die nooit Nederlands geleerd hebben maar alleen Afrikaans-sprekend zijn, nog niet meevallen om de televisieprogramma's te volgen. De Spar is al dicht als we aankomen dus moeten we weer in 'Saddles' eten. Ja, het fietskamperen kent vele soorten ontberingen! Het vlees smaakt weer prima, de patat is heerlijk en de bediening is vlot en goed. Het enige nadeel is dat het zo goedkoop is. Edwin klaagt dat hij aankomt, maar als een toetje (heerlijke kwarktaart, of warme appeltaart met ijs) maar €1,30 kost, kan hij dat niet aan zich voorbij laten gaan. In een echt restaurant is de patat hier altijd goed. Bij 'wegneem-etes' staan we nogal eens raar te kijken. Meestal is de patat daar een minuutje te kort gebakken. Dan strooien ze er vaak gekruid zout overheen. Meestal kunnen we nog net op tijd roepen:'Nee, geen azijn!'. De ene keer houden ze de al gebakken patat in zakjes warm in een koelbox (isolatiebox, dus eigenlijk), de andere keer gaat het spul gewoon even de magnetron in. Maar wat ze er ook mee uitspoken, het smaakt altijd beter dan wat er in Chili als 'patat' verkocht werd. Na een onweersbui in de avond gaat het midden in de nacht opeens stormen. Warme rukwinden uit de Karoo schudden de eikels uit de bomen. Het gaat érg hard en de eiken waar we onder staan zijn minstens 300 jaar oud. We liggen niet zo lekker met al dat geraas om ons heen en dood hout in de boom boven ons. Op een stoel in de luwte van het toiletgebouw wachten we het eind van de storm af. De stroom valt uit. Na anderhalf uur is het opeens weer rustig. Er zijn wat pennen uit de grond gewaaid en hier en daar ligt een tak, maar verder valt de schade mee. Het mag dan heel leuk lijken, zo’n fietssurvivaltocht, maar de werkelijkheid valt vaak tegen. Na een paar maanden hebben we natuurlijk wel goed inzicht gekregen in elkaars 'inzicht in vaardigheden en vermogen tot samenwerking', maar dat leidt niet tot een idyllische situatie. Als ik 's ochtends een beetje lekker doorfiets, word ik beschuldigd van 'duwen'. Onzin, de voorfietser heeft altijd een uur nodig om op gang te komen, vooral als hij geen koffie op heeft. Als ik na een kilometer of 90 bij een graad of 33 de laatste steile heuvel op loop in plaats van te fietsen, word ik beschuldigd van 'aanstelleritus'. Onzin, het is toch logisch dat ik moe ben en het zat word aan het eind van zo'n traject? Nee, deze cursus teambuilding laat weinig ruimte over voor tedere gevoelens. En dan al die bewondering die ons ten deel valt. Niet alleen op campings of op voederplekken onderweg. Soms stoppen er zelfs automobilisten langs de kant van de weg om even met ons te praten. Ze vinden het allemaal geweldig wat we doen. Ik voel me een beetje opgelaten door al die lof. Ik ben geen wereldfietser, ik ben zelfs geen vakantiefietser. Ik ben een kampeerder die toevallig van de ene camping naar de volgende fietst. Edwin is de echte stoere fietser, voor wie geen berg te hoog is. Ik fiets er alleen maar achteraan. Nog een maand, dan fietsen we alweer naar huis!
Swellendam, 28 januari 2002 Het is gelukt, we hebben onze planning aangepast aan de weersomstandigheden. We zouden vandaag een zwaar stuk fietsen maar het is meteen al duidelijk dat het een hete dag zal worden. De bergen liggen prachtig wolkeloos in het zonnetje, dus besluiten we nog een dag hier te blijven en eindelijk de 'bergstap' te gaan doen. Niet ver van de camping ligt Natuurreservaat Marloth. Daar ligt een heel netwerk van paden tegen de hellingen van de 'Langeberg' aan. We kopen een kaartje bij de ingang. De portier is erg zwart en heeft lang geoefend op het netjes invullen van de 'permit': 'Dagstap 2 volw'. Wisselgeld heeft hij niet en het verschaffen van enige informatie gaat ook boven zijn pet. Niet dat er veel 'stappers' komen hier. We zijn vóór werkverschaffing maar ook vóór deskundig personeel. De wandeling is prachtig. Omhoog naar het 'Doktersbos', pauze tussen de varens bij een watervalletje, dan naar 'Die Plaat', en daarvandaan weer naar beneden. De berg bevat veel water, overal staan plasjes met kikkertjes, er groeit zonnedauw en veel fijnbos. De meeste struiken zijn niet hoger dan anderhalve meter. Van de 24 soorten Erica bloeien er een paar. Van bovenaf hebben we prachtig uitzicht over Swellendam en over de begroeiing in de kloof van de berg waar weer een grote waterval naar beneden komt. Het is vrij heet maar de wandeling is zeer de moeite waard. Tussen de middag zijn we weer in het dorp. Naar de Spar, foto's af laten drukken, blikje gas kopen, weer geen goede binnenband kunnen krijgen, enzovoorts. Edwins zonnebril is kapot. Hij koopt een nieuwe en prompt pakken dreigende donderwolken zich samen tegen de berg. Swellendam is een prettig plaatsje: ruim, rustig en weinig prikkeldraad. Er staan mooie oude huisjes in Kaapse stijl, de tuinen zijn weelderig en de bergen vormen een prachtige achtergrond, als die wolken er niet voor gaan hangen. We moeten ook weer een nieuwe bidon kopen. Al het kraanwater is betrouwbaar drinkwater in dit stuk van het land. Er zit alleen geen chloor in en zo langzamerhand begint zich een laagje groene algen te vormen op de bodem van de bidons. Edwin heeft van de schoonmaaksters op de camping wat sterk spul gevraagd, waardoor de alg wel verdwijnt, maar de smaak van het water niet bepaalt verbetert. Het is alsof je een slok neemt uit een emmer sop. Soms vullen we de bidons met half water/half vruchtensap of lossen we een zakje energiedrankpoeder op in het water. Dan moeten we niet vergeten om op de camping meteen de bidons schoon te spoelen, anders staat er twee dagen later schimmel in. En die smaak is er ook niet makkelijk uit te krijgen. Na bestudering van de kaart en allerlei andere info die we hebben, is er een route uitgestippeld. Eerst naar Bredasdorp, daarvandaan gedeeltelijk onverhard naar Hermanus. Als we op de N2 blijven fietsen, is er geen kampeermogelijkheid tot aan Hermanus zelf, 150 kilometer verderop. En omdat de weg nogal 'op en af' gaat en het morgen waarschijnlijk niet veel koeler is dan vandaag, is dat een beetje te veel van het goede. Bij het VVV wordt deze route meteen verworpen. Het onverharde stuk weg is in zeer slechte staat, zelfs met een 4x4 is het bijna niet te doen. Het advies is om langs de N2 te blijven, in Rivier-zonder-einde een Bed en Breakfast te nemen en dan de dag erna door te fietsen tot Hermanus. Goede raad: altijd lokaal advies inwinnen!
Hermanus, 31 januari 2002 Vanuit Swellendam hebben we wind tegen. De weg is behoorlijk heuvelig en saai. De inmiddels bekende geel-droge heuvels met schapen, koeien en ooievaars gaan maar door. Geen leuke farmstal, geen benzinepompen, geen dorpjes. Tussen de middag komen we, na 70 zware kilometers, aan in Riviersonderend. We verkondigen luidkeels dat we echt niet verder gaan vandaag. Na een vloeistof-bijvulstop bij de Caltex gaan we naar het VVV. De camping is gesloten wegens problemen met de pachter. De buitengewoon vriendelijke mevrouw is heel blij dat ze twee buitenlanders aan onderdak mag helpen in dit gat. Ze vindt dat ik er moe uitzie en ze ze zal eens even een prettig onderdakadres voor ons regelen. Haar eerste suggestie ligt nog 13 kilometer verderop langs de N2, en dan nog 20 onverharde autominuten naar rechts. O, vinden we dat te ver? Dan is er nog wel een ander mooi plekje: 10 kilometer verder, en dan 8 kilometer naar rechts, bij de rivier. Echt prachtig, een leuk oud huisje, compleet ingericht en niet duur. Het klinkt leuk, die tien kilometer moeten we anders toch morgen doen en we zijn inmiddels weer een beetje op adem. 'Daar is nie baie bulten aan die kant in die pad nie' zegt ze nog. Nou, het bárst van de baie bulten! De laatste onverharde kilometers vallen ons zwaar. Natuurlijk zijn het 10 extra kilometers in plaats van de beloofde 8. De laatste bult is zo steil dat zelfs Edwin baalt. Hij dreigt alle 'overbodige' bagage zoals regenkleding langs de kant van de weg neer te gooien. Na nog eens 2,5 kilometer oprijlaan komen we eindelijk bij de boerderij aan. Zeshonderd hectare, tweeduizend Merinoschapen en driehonderd melkkoeien. Het leuke huisje is helaas al bezet, maar er is nog een slaapkamer/badkamer waar we gebruik van kunnen maken. We zijn inmiddels zo moe dat we overal genoegen mee nemen. Dus we koken onze noodvoorraad voedsel op de grond in de slaapkamer. We balen behoorlijk. We hadden gewoon een B&B in het dorp moeten nemen, dan hadden we lekker in een restaurantje kunnen eten. Na een wandelingetje met de hond (een 'boerboel', soort grote, vreselijke lieve boxer) zakt het een beetje. Goede raad: lokaal advies niet altijd opvolgen. De volgende ochtend regent het, dus is het wel lekker dat we geen natte tent hoeven in te pakken. De boerin wijst ons een alternatieve route. Dat scheelt de ergste bult. We rijden langs de melkerij en de leegstaande arbeidershuisjes. Ze hebben nog 10 man personeel, maar als er één weggaat wordt hij niet vervangen. Teveel problemen, vooral ook met vakbonden, vertelt ze. Terwijl veel mensen geen onderdak hebben, staan hier huisjes leeg. We nemen afscheid en leggen de eerste 10 kilometer onverhard af. Er zijn nog genoeg bulten over, het wegdak is een beetje blubberig geworden, het regent weer. Omdat we stukjes moeten lopen heeft het geen zin om overschoenen aan te doen. Tegen de tijd dat we het asfalt bereiken hebben we al natte sokken. Het is te warm om regenkleding aan te doen. De fietskleding neemt toch weinig water op, en droogt erg snel. Op een kruising zit een heel ouderwetse winkel. In een soort schuur staan wat grotendeels lege houten stellingkasten. Meneer van Brakel staat achter de lange houten toonbank. De machineonderdelen liggen tussen de tomatenketchup en de verkleurde zakje chips. Af en toe komt er een Boer binnen voor een blikje gemberbier of de krant. We worden vriendelijk onthaald en moeten natuurlijk weer allerlei vragen beantwoorden. Zoals 'is julle een bietjie mal in die kop?'. (Boeren staan bekend om hun gezond verstand). Zelf klagen ze alleen maar. Brandstof en machines zijn te duur, voor hun producten krijgen ze te weinig geld en er zijn teveel kaffers. We leren veel van dit soort ontmoetingen. We weten al dat 'Kaffer' een verboden scheldwoord is. Maar dat zelfs de Kafferrivier tegenwoordig anders heet is nieuw voor ons. Ook als je iemand een 'hottentot' noemt, kom je meteen voor de rechter. Altijd handig om te weten! Het is weer even droog, we gaan weer. Meneer van Brakel voorziet regen, de rest van ons traject. Volgens de krant schijnt de zon in Hermanus. We zullen zien wie er gelijk heeft. In Stanford willen we koffie met wat lekkers. Geen sta-koffie bij de benzinepomp, maar een zit-koffie. We zijn inmiddels weer behoorlijk nat maar de stoelen van de koffieshop zijn met skai bekleed dus daar durven we wel op te gaan zitten. Twee Engelsen zitten ook op hun muffins te wachten, als de baas komt vertellen dat al zijn apparatuur kapot is. Koffie heeft hij nog, verder kan hij ons niets aanbieden. Er zijn van die dagen.... Nog 24 kilometer naar Hermanus. Het laatste stuk moet ik echt aan de druivensuiker. Na 95 kilometer zijn we eindelijk bij de camping. Een rustige, prachtige camping aan zee met grote, schaduwrijke plekken. En tegen vijf uur gaat de zon eindelijk schijnen. Het is heerlijk om in het zonnetje bij de tent te zitten. En om weer een restaurantje en een goede winkel vlakbij te hebben. De 'ontberingen' zijn we weer snel vergeten. Achteraf gezien hadden we beter toch naar Bredasdorp kunnen fietsen, daar een paar dagen kamperen, Kaap Agulhas bezoeken en dan via asfaltwegen naar Hermanus rijden. Dat was een eind om, vond het VVV, maar alles bijelkaar genomen was die route waarschijnlijk toch prettiger geweest. Meestal heb ik 's nachts kramp in mijn beenspieren na een zware dag. Als we veel sportdrank drinken lijkt het of dat minder is. Januari was de natste januarimaand in twintig jaar. Wijnboeren worden geteisterd door de 'donsskimmelsiekte'. Niet de boeren natuurlijk, maar de druiven. Woord van de dag: voor een hoop dingen variërend van 'sorry' tot 'spijt' of 'zonde' gebruiken ze hier 'jammer'. 'Ek is baie jammer', zeg je dus als je iets betreurt. Een vaatdoekje wat je aan tafel gebruikt heet een 'jammerdoekjie'.
Hermanus, 1 februari 2002 Het is prachtig weer en we gaan Hermanus bekijken. Hermanus is de 'land-based whale watching Capitol of the world', wat inhoudt dat je hier gewoon vanaf de vaste wal in oktober/november de walvissen van dichtbij kan zien. Nu zwemmen er alleen wat zeehonden rond in de oude haven. De zee zit hier vol grote bewegende stukken kelp, die een klein stukje boven het water uitsteken. Dat maakt het lastig om een opduikende zeehond snel te ontdekken. Aan de overkant van de baai ligt een eiland vol zeehonden. Dat is voedsel voor de grote witte haaien die daar rondzwemmen en dat is weer leuk voor de toeristen: die komen haaien kijken. Vanaf een boot, of in een kooi onder water. Dat doen we ook niet. We drinken lekker koffie op een Frans terrasje onder een boom, uitzicht over de prachtige baai. Auberge 'Burgundy' is puur Frans, van de luiken tot en met de lavendel. Er gaat toch niets boven Frankrijk, concluderen we dan met een lichte vleug heimwee. Hermanus is best gezellig, met een paar oude gebouwen en wat leuke trendy winkeltjes. Zowel aan de winkels als aan de mensen is al te merken dat we dichter bij Kaapstad komen: meer luxe, meer stijl, meer tempo. Dat geldt uiteraard niet voor de hangvolwassenen, die hangen in dezelfde stijl en hetzelfde tempo als overal elders in dit land. Arm en zwart zijn heeft één voordeel: je hoeft niet aan de slankpillen of het slim-fit-dieet zoals een groot deel van onze mailers. Veel blanken hier zouden ook wel eens wat aan de lijn mogen doen. Hoewel de blanken vinden dat het land achteruit gaat, is 65% van de 'swartmense' tevreden over Mbeki en de regering. In 5 jaar tijd hebben veel mensen een huis gekregen en het aantal mensen dat is aangesloten op schoon drinkwater en elektriciteit is zeker met 50% gestegen. Het verbaast ons dat bij ieder statistisch onderzoek alle antwoorden worden verdeeld in drie categorieën: blank, swart, en bruin. Eindelijk goede binnenbanden gevonden. Een klein fietsenzaakje in het centrum had nog een paar goedkope 'made in China' banden in de goede maat liggen. Een bezoek aan het internetcafé zorgt ook weer voor frustratie. Meneer Tiscali herkent opeens mijn wachtwoord niet. Gekgekgek word ik ervan. HetNet en Hotmail werken vlot, en dan wil Tiscali opeens niet meer. Ik denk dat ik iedereen maar ga vragen mail naar alle drie onze mailadressen tegelijk te sturen. Bedrijfsongelukje: Edwins fiets valt om. We bewaren altijd alle plastic wijnglazen die we aan boord van het vliegtuig krijgen. Die wegen niets en passen goed in elkaar. Nu zijn de laatste vier in één klap kapot. Ek is baie jammer! Moeten we wijn drinken uit de koffiemokken, dat smaakt toch minder. We zijn nog best wel moe. Het zonder bagage opfietsen van een klein heuveltje zorgt meteen voor 'lamme poten'. Nieuwe plastic wijnglazen gekocht, al passen ze niet in elkaar. Het zal wel verbeelding zijn, maar de wijn smaakt lekkerder uit een doorzichtig glasachtig drinkgeval dan uit een koffiebeker. Het is weekend. Er komen steeds meer mensen oprijden. De buurman belooft kreeft morgen, vers gevangen. Vandaag eten we Griekse slaai' (Ja, we kwamen langs de Spar) en spare-ribs van de braai. Omdat ik gisteren de moed had te vragen of de radio wat zachter kon bij een caravan een heel eind verderop, worden we nu gestraft met luid gezelschap heel dichtbij. Het zou gezellig worden vanavond, hadden ze al gezegd. We moesten ook maar komen. Nee, dank u. Woord van de dag (vervolg): een ski-lift is dus een 'ski-hyser'. Op 02-02-2002, de dag van het Koninklijk Huwelijk, is de Wereldomroep pas te ontvangen als de zon ondergaat. Het rechtstreekse verslag gaat dus aan mijn neus voorbij. De Afrikaanstalige zondagsbladen zijn al op als we in de winkel komen. Op de Engelstalige bladen prijkt op de voorpagina een foto die gemaakt is op de bruiloft: van Nelson Mandela in gesprek met Prince Charles. Geen bruidspaar te zien. Pas op maandag, op de áchterpagina, kunnen we een foto zien van het bruidspaar. De korte samenvatting van de plechtigheid, inclusief verfbommetje op de Gouden Koets, hebben we dan al vier keer gehoord.
Gordon's Baai, 6 februari 2002 Waarom komen de luidruchtigste mensen van de hele camping altijd naast ons staan? Zo dicht bij Kaapstad moeten we weer beter gaan opletten en de kust vermijden in de weekends. Dat waren we even vergeten. Op zaterdagochtend rijden we een stukje door. Nog geen 40 kilometer verder, in Kleinmond, komen we een mooie camping tegen. In de duinen, bij een mooi strandje. Het is een beetje druk en een bietje swart maar we vinden een prachtig beschut plekje. Onder de melkhoutbomen, ver weg van andere kampeerders staan we lekker apart. Jammer genoeg staan we vlak bij de mensen die de grootste autoradio hebben van de hele camping. En dat laten ze horen ook. Bij de ingang van de camping staat een groot bord: 'geen luide musiek'. In de toiletgebouwen hangt het aangeplakt: 'geen luide musiek'. Dat geldt natuurlijk alleen voor andere mensen, niet voor onze buren. Als zondagavond alle weekendgasten weer vertrekken, besluiten we hier nog een dag langer te blijven. Jammer genoeg komt er maandagmiddag een luidruchtige groep jonge mannen aan, met veel bier. Het gedrink en geschreeuw gaat de hele nacht door. Ze zijn blank, maar dat maakt het lawaai niet minder. Op deze gemeentecamping is totaal geen toezicht. We besluiten alleen nog maar op dure, particuliere campings te gaan staan. Tegen het eind van een lange tijd van huis worden we altijd wat mopperiger over geluidsoverlast op campings. Dan wordt het tijd dat we weer naar ons eigen rustige huis gaan. Toen we hier pas waren zei Edwin nog dat het hem wel leuk leek om een keer tussen niet-blanken te kamperen. Nu gedragen we ons al net als de middelbare blanke Zuid-Afrikaan. Als de camping een 'bietje swart' is, weten we al dat het een lawaaierig zootje is. Eigenlijk willen we niet zo denken, maar het gebeurt vanzelf. Drie negerjochies in kapotte kleren komen na het weekend de vuilnisbakken van de camping inspecteren. Of er nog wat te eten in zit. Ook op straat zien we regelmatig haveloze mannen graaien in vuilnisbakken. Sommige mensen hebben grote huizen en dure auto's, anderen, een halve kilometer verderop, hebben niet eens genoeg te eten. We geven een stuk brood mee aan de jongens en ze lopen er snel mee weg. In Betty's Baai zit een pinguïnkolonie op het strand. Edwin bestudeert de folder en komt tot de conclusie dat het niet de moeite waard is om te gaan kijken. In deze tijd van het jaar zitten die beesten allemaal ver weg op een eiland te broeden. Er zijn nog meer plekken langs de kust waar pinguïns zitten, of misschien maken we wel een boottocht naar een eiland. We zien wel. Woord van de dag: de subcommissie 'flora en fauna' van de Vereeniging tot naamgeving der Dingen in het Suidafrikaans heeft blijkbaar flink aan de brandewijn gezeten tijdens de vergaderingen. Een aloë heet een alewyn, een leguaan een likkewyn en een pinguïn een pikkewyn. In het weekend is er weer een bejaard blank echtpaar vermoord. Door zwarte mannen, die een bijl gebruikt hebben. En dat in Calitzdorp. Daar zijn we geweest en het lijkt een heel veilig, rustig dorpje. De daders zijn al gepakt. Er wordt bijna ieder weekend wel ergens een ouder echtpaar vermoord en bijna altijd zijn de daders zo stom dat ze meteen gepakt worden. Even zo vaak lukt het een man van een jaar of 80 om boeven te verjagen. In Kleinmond (daar komen we net vandaan!) heeft een woedende menigte het politiebureau met stenen bekogeld. De politie heeft namelijk een paar 'perlemoen-stropers' opgepakt. 'Perlemoenen' oftewel 'abalone' zijn grote schelpdieren, in van die 'asbakschelpen' met zo'n mooi kleurig laagje paarlemoer en een rij gaatjes erin. Op de zwarte markt brengt het schelpdiervlees veel geld op. De perlemoenenstand is schrikbarend gedaald, er zijn strenge regels voor de vangst en de stroperij levert ernstige problemen op. Ook bij Kleinmond is een klein plakkerskamp ('informele' krottenwijk). Blijkbaar zijn de bewoners het er niet mee eens als een paar arme buren die wat bij willen verdienen, opgepakt wordt. Het lezen van de krant levert geen bijdrage tot een gezonde nachtrust. Maar het is wel begrijpelijk dat sommige mensen overgaan tot 'informele herverdeling van de welvaart'. Spelling van de dag: een trein heeft een masjinis. En Koningin Elizabeth wordt 'die kwien' genoemd. Op maandag fietsen we langs de kust verder. Het is een schitterende route. Aan de linkerkant de zee, aan de rechterkant de ruige bergen van het Kogelberg Natuurreservaat. Er is wel wat bebouwing langs het strand maar het grootste deel van dit gebied is nog ongerept. Na 50 kilometer spectaculair natuurschoon met in de verte de vage bergen van het Kaapse schiereiland, komen we aan in Gordons Baai. De camping is weer zo'n half verwaarloosde gemeentecamping. Het dorp zelf is klein en niet erg bijzonder. We zouden maar één nacht blijven, maar woensdagochtend waait en regent het zo hard, dat we niet gaan fietsen. In de loop van de dag klaart het op. De windstoten zijn zo hard dat de tentpennen de grond uitvliegen. De mevrouw van het VVV verklaart de kustweg tot veilig fietsgebied, in het internetcafé kan ik weer bij mijn Tiscalimail en bij de Spar halen we lekkere dingen. De weersverwachting voor morgen is goed, we zijn er klaar voor om weer verder te gaan.
Wellington, 8 februari 2002 Woensdagochtend om een uur of vier worden we wakker van de windstoten. Het waait hier heel raar: een minuut of vier windstil, gevolgd door een windstoot en dan wordt het weer stil. De windstoten duren steeds langer, de tussenpauzes worden steeds korter en om een uur of zeven waait er een echte storm. Volgens de radio gaat het vanmiddag nog harder waaien. Het is misschien geen goed weer om te fietsen, maar het waait ook te hard om te blijven staan. We besluiten de kust te verlaten. Door alle bagage zijn de fietsen angstaanjagend zijwindgevoelig. Gelukkig neemt de wind heel snel af zodra we een paar kilometer van de kust af zijn. Via Stellenbosch rijden we naar Wellington, 80 kilometer verderop. We willen het Taalmuseum in Paarl bezichtigen, omdat Paarl zelf geen camping heeft, moeten we in Wellington kamperen. Dus opeens rijden we weer in de hitte, tussen de wijnvelden door. De druiven worden hier en daar al geoogst, uiteraard door zwart personeel. Woord van de dag: maïs is 'mielies', en in de bioscoop eet je 'spring mielies', oftewel popcorn.
Wellington, 9 februari 2002 Aan de kust stormt het nog steeds en in het binnenland is het 'bloedig warm' zegt het weerbericht. Het is inderdaad knap heet, een graad of 34. Jammer genoeg komt Edwin erachter dat we vlak bij de BainsKloof Pas en de Du Toits Pas zitten. Die route moet en zal gereden worden, ik krijg dat niet uit zijn hoofd gepraat. Het wachten is op het zakken van de temperatuur, dan gaan we het 'rondje' rijden zonder bagage. Het vooruitzicht stemt mij niet blij. Het taalmuseum valt een beetje tegen. De nadruk ligt erg op de eerste 'Opregte Afrikaners', waaronder een dominee en een leraar van Hollandse komaf, die een politieke strijd gevoerd hebben om het Afrikaans als taal erkend te krijgen tijdens het Engelse bewind. De eerste bijbel in het Afrikaans krijgt ook veel aandacht. Maar geen grammatica, geen vergelijkingen met Nederlands en dat hadden we nu juist willen zien. De koffieshop naast het museum heeft echte Hollandse appeltaart en in het centrum lukt het eindelijk om een nieuwe zwembroek voor Edwin te kopen. De oude is op onverklaarbare wijze verdwenen. Op zaterdag is het nog warmer. Na een vroeg bezoek aan een Wijnkelder en de Spar, doen we verder niet veel. We betalen voor een fles Chardonnay 14 rand (€ 1,40) en voor een fles Cabernet Sauvignon 23 rand (€ 2,30). Alles is clean. computergestuurd, modern. We missen de Franse en Spaanse romantiek en rommeligheid zoals die in een wijnstreek hoort te heersen. De levendige straathandel in Wellington geeft een echt Afrikaans sfeertje tussen de moderne winkels. Blanken kopen ook op straat, zwarten kopen ook bij de Spar. De camping blijkt een leuk zwembad te hebben. Rustig, mooi ingeplant, tafels en stoelen in de schaduw. Aan de andere kant van de muur is het gemeentezwembad: druk en lawaaierig. We zijn nu echt aan het aftellen. Nog twee weken en zes dagen, dan vliegen we weer naar huis. Dan zeggen we 'hierdie wonderlyke land' vaarwel. In het Zuid-Afrikaans is 'wonderlyk' de vertaling van 'wonderfull', wij vinden het Hollandse 'wonderlijk' een betere omschrijving geven van dit land.
Malmesbury, 11 februari 2002 Zondagochtend loopt de wekker om zes uur af. Er moet gefietst worden, de Bainskloof ligt op ons te wachten. De weersverwachting belooft halfbewolkt weer, lagere temperaturen dan gisteren en weinig wind. Bij Paarl heb ik al een lekke band: weer een duiveldoorn erin. Als we duidelijk met pech stilstaan langs de weg voel ik me veel kwetsbaarder dan wanneer we fietsen. Maar is er alweer geen fietsendief in de buurt, ik zal die pas op moeten. De weg voert door het prachtige dal waar het 'Nederburg' wijnlandgoed in ligt. En Paarl blijkt wel een camping te hebben, zien we even verderop. Het is hier erg mooi. Boven de wijngaarden verheffen de toppen van de steile bergen zich. De weg slingert vrij geleidelijk omhoog, en op de hoogte van 820 meter zijn we al bovenop de DuToitskloof Pas, dus dat valt niet tegen. We moeten daarna een stuk N-weg fietsen omdat er geen andere weg is. We willen na een kilometer of veertien de eerste weg links er weer af maar dat blijkt niet mee te vallen. Er is geen afslag, de ongelijkvloerse kruising is niet bereikbaar vanaf de N-weg. Dat is uit de kaart niet op te maken. Edwin tilt de fietsen over het prikkeldraad, we lopen een stukje over het talud, en na verwijdering van wat duiveltjes uit de banden en het nuttigen van een trosje ter plekke geoogste druiven, gaan we verder, de goede weg op. Wind tegen. Langs allerlei wijnlandgoederen, gesloten op zondag natuurlijk, komen we uit bij het gehucht Breërivier. Tien minuten voor sluitingstijd komen we bij een negersupermarkt aan. Hier kunnen we de bidons weer bijvullen en onze dorst lessen. Daar zitten we dan weer. Niet bij een leuk restaurantje, maar in de schaduw van een supermarkt met veel tralies en prikkeldraad, met een blikje cola en een paar oude boterhammen met kaas. Door de tegenwind zijn we zo moe dat we nu echt pauze moeten houden. We kijken al zeker een uur uit naar een leuke plek voor de lunch. Tien kilometer na de supermarkt zien we eindelijk een leuk restaurantje, maar dan hebben we al pauze gehad. We gaan verder, de Bains Kloof Pas in. De weg is smal, bijna Europees. De zon brandt lekker, de weg stijgt langzaam. Op het hoogste punt zit een terrasje. Daarna zakken we heerlijk geleidelijk weer naar Wellington. 120 kilometer gefietst in bijna 7 uur, ruim 1300 meter gestegen. Het landschap is prachtig. Ik ben blij als we weer bij de tent zijn. We zijn nog niet afgestapt of Edwins nieuwe vriend staat al naast ons. Fransie, een jochie van een jaar of zeven. Zijn moeder is maar 16 jaar ouder dan zijn zus en ze wonen in een houten hokje op de camping. In een wit plakkerskamp zeg maar. Fransie heeft veel grote verhalen, vooral over zijn vader die op een vrachtauto rijdt en af en toe iemand doodslaat. Wij vinden dat het niet goed gaat met die jongen. Hij verzint van alles om maar indruk te maken. Hij is nog nooit bij de tandarts geweest, hoewel dat hard nodig is. Fransie's kleine zusje snapt er niets van. 'Oom, kan jy nie reg praat nie'? vraagt ze aan Edwin. Natuurlijk niet, legt Fransie uit, Oom is Duits! Er zitten 48 kinderen in zijn klas, waarvan maar een paar zwarten. Raar, hoe zwarte armoede anders aanvoelt dan witte armoede. Voor witte armoede denken we al gauw dat er een reden moet zijn. En dat ze, met hard werken en slim zijn, er toch weer boven op zouden moeten komen. Terwijl we bij zwarte armoede meer het gevoel hebben dat de mensen geholpen en opgevoed moeten worden. We trakteren onszelf op een etentje in een pizzeria. Aan de tafel achter ons zitten kleurlingen. Een verliefd stel, dat samen nog niet de pizza opkrijgen die Edwin alleen verorbert (en nog een voorgerecht en een toetje ook). Naast ons zitten drie jonge zwarte mannen. Gelukkig zijn er binnen de 'voormalig achtergestelde gemeenschappen' zoals de officiële term luidt, toch mensen die het zich nu kunnen veroorloven om in een restaurant te eten. We gaan niet op het terras aan de straatkant zitten, omdat er dan toch wel redelijk wat mensen langs onze tafel lopen die het zich nog niet kunnen veroorloven.
Melkbosstrand, 16 februari 2002 Van Wellington fietsen we naar Malmesbury. Veertig kilometer lang heuvels vol korenvelden, koeien en schapen en druiven, hectares en hectares druiven. Grote stukken worden nieuw ingeplant met wijnstokken. Nu iedereen opeens weer witte wijn drinkt is er al een overschot aan rode wijn. De hogere handelspolitiek van de EU gaat boven onze pet. In Frankrijk en Spanje krijgen de boeren een premie als ze de wijngaarden rooien, terwijl er EU-geld naar Zuid-Afrikaanse wijnboeren gaat voor projecten in de wijnbouw. De enige manier om ons steentje bij te dragen is wijn drinken. Dus dat doen we maar. Malmesbury is een bedrijvig stadje, echt een centrum voor het omliggende landbouwgebied met veel banken en winkels. De camping is vrij aangenaam en we zijn nog niet helemaal bijgekomen van de TweePassenTocht dus we nemen een dagje fietsvrij. De mevrouw van het VVV raakt helemaal in paniek als we vragen of er een internetcafé is. Ze weet alles van de te bezichtigen wijnbedrijven en iets anders heeft een toerist hier niet te zoeken. In Kaapstad, daar zijn wel internetcafés, daar moeten we maar naar toe. Via Darling fietsen we naar de kust. We komen langzaam op gang, maar als we een poosje fietsen krijgen we de slag weer te pakken. Op de kruising met de kustweg staat een mooie boerderij met een rieten dak die dienst doet als restaurant en farmstal. Tijd voor pauze. Kamperen we in Yzerfontein of in Langebaan? Langebaan is leuker, wind mee, beetje uitgerust dus we gaan nog 40 kilometer verder. Via het Westkust ('Weskus') Nationale Park (30.000 hectare). De weg slingert 25 kilometer lang door de duinen. Het is een prachtige route. De lagune van Langebaan ligt uitgestrekt (15x5 kilometer) en blauw te zijn tussen de duinen en de zee. Het is heerlijk rustig en af en toe zien we een bokje wegspringen. In het voorjaar moet dit gebied één grote bloemenzee zijn, nu bloeit er niet veel meer. Langebaan is een luxe vakantiedorp vol mooie huizen. In de Lonely Planet hadden we al gelezen dat geen van de drie kampeerterreinen tenten toelaat. Ze willen alleen caravans hebben. Maar, staat erbij, als je de baas ervan weet te overtuigen dat je geen luidruchtige vakantievierder uit Kaapstad bent dan lukt het wel. Dat valt nog niet mee. De juffrouw van het VVV pleegt een telefoontje, maar krijgt nee op het request. Ze begrijpt de maatregel ook niet en vindt dat we maar in een backpackershotel moeten slapen. We vinden een gemeentecamping en Edwin probeert de mevrouw achter de balie om te praten. Nee, het kan niet, zegt ze, want er is geen bewaking. Maar een paar kilometer verderop is een camping die wel bewaking heeft daar moeten we het maar proberen. Bij de Spar komen we een man tegen die op die camping verderop staat. Hij geeft ons weinig kans. Hij slaapt meestal in zijn bakkie, en dat mag daar zelfs niet. We zijn moe, we zijn het zat, dan maar een huisje. Terug naar de gemeentemevrouw, die ook over de huisjes gaat. Inmiddels is het halfvijf geweest: kantoor dicht. We staan duidelijk te balen als er een opzichter in een bakkie van de gemeente, laadbak vol zwart personeel, van het terrein af komt rijden. Het is wel goed, zegt hij, ga maar staan, als je maar niets buiten de tent laat liggen. Dus dan staan we eindelijk op een heerlijk plekje, het geluid van de zee op de achtergrond. Ik voel me niet echt welkom hier in Langebaan. Natuurlijk kunnen we een huisje of een B&B nemen. Maar dat is niet alleen duurder, we vinden het ook niet leuk. Het is fantastisch weer en de camping is prima. Waarom zouden we dan binnen gaan slapen? Het dilemma 'wat doen we morgen' wordt voor ons opgelost. De krant voorspelt dat de wind gaat draaien. Van hier naar Kaapstad is normaal gesproken 100 kilometer vlak-recht-wind tegen. Nu hebben we opeens de kans om dat stuk met wind mee te fietsen. Dus geen boottocht naar eilandjes vol vogels, geen wandeling langs de lagune naar de vogelkijkhutten en geen moeilijk gedoe over kamperen met een tent of niet: we fietsen weer weg. Aan de Langebaanse kant wordt de slagboom van het Nationale Park bemand door kleurling Johannes. Eindelijk iemand die gastheer speelt zoals het hoort bij de ingang van een Park. Hij wil van alles van ons weten en we staan ruim een uur te praten. Johannes is burgemeester geweest van Langebaan net na de omwenteling. Hij was 24, woonde net een half jaar hier en werd door de ANC in het diepe gegooid. Hij vertelt hoe hij met Nelson Mandela en allerlei hoge pieten in een helikopter over de baai gevlogen heeft om te kijken of er een staalfabriek gebouwd mag worden aan de overkant van de lagune. En maar vergaderen en eten en nog een keer vliegen en eten. De staalfabriek betaalde alles. En Johannes maar vergaderen en eten en dikke rapporten lezen. Hij sliep niet meer 's nachts door de stress van alle verplichtingen. En het was nog onbetaald ook. Nu heeft Langebaan een full-time burgemeester en Johannes is zeer tevreden met zijn baantje bij de Nationale Parken. Of we zijn collega George gezien hebben in Nature's Valley? Ja, George kennen we! Van zo'n gesprek kikkeren we helemaal op. Er zijn ook werklustige kleurlingen met gezond verstand. Van dit soort mensen moet dit land het hebben in de toekomst. Het is schildpaddenspits in het Park: tientallen lopen op of vlak naast de weg. Geen bokken meer gezien op de terugweg. Na koffie met fantastische appeltaart bij de farmstall bespreken we de route: Yzerfontein of Kaap toe? Wind mee dus we gaan richting Kaap! Camping 'Die Ou Skip' ligt een kilometer of 30 boven Kaapstad en is ons aanbevolen door de Hollanders die we in Mosselbaai ontmoet hebben. Ze hebben helemaal gelijk: het is een heerlijke camping. Schaduwbomen, prachtig zwembad met ligweide, goed sanitair. Na Oudshoorn en Onrus bij Hermanus is dit de derde camping waar de vlaggetjes van de ANWB/KCK in de receptie hangen. Hoewel er veel mensen zijn in het weekend, heeft niemand een radio aan en het is heerlijk rustig. De zee is vlakbij, het centrum van Melkbosstrand is maar een paar kilometer verderop. Daar zit weer zo'n luxe Pick 'n Pay supermarkt, waar allerlei heerlijke kant-en-klare gerechten verkocht worden. De gegrilde kip is in de aanbieding: € 1,90. Daarbij nemen we verse aardappelsalade en wat rijstsalade, een dure fles witte wijn (€ 2) met ijsblokjes, en met tassen vol lekkers fietsen we weer naar de tent. Als alles op is gaan we lekker bij het zwembad liggen. De kust vanaf hier tot Kaapstad staat vol mooie huizen. Alles is nieuw en netjes. Veel gepensioneerden wonen hier en steeds meer mensen van 'oorsee' (overzee, vooral Engelsen) kopen hier een vakantiewoning. Half jaar hier, half jaar daar. Het leven is goed hier, redelijk veilig en goedkoop. Dit deel van de Westkaap is welvarend en is mijlen ver verwijderd van de problemen in townships en zo. Voor onze begrippen zijn de huizen spotgoedkoop. Maar het is een vrij sfeerloos geheel, alles netjes, recht en nieuw. Het kan hier behoorlijk waaien en de zee is te koud om in te zwemmen. Geef ons het Middellandse Zeegebied maar. Duurder, maar leuker! In het internetcafé staat maar één terminal. De dikke mevrouw die na ons wil internetten is op stap met haar oude vriendin. Die is al 75, is in 1953 uit Holland vertrokken en heeft in Chili en Zuid-Afrika gewerkt met haar man in de laboratoria van de visverwerkende industrie. Ze trakteren ons op koffie met lekkers, en we zitten een poosje gezellig te kletsen in de 'deli'. Het is heerlijk weer, we zijn omringd door luxe, we zijn ontspannen en eigenlijk 'klaar'. Maandag wordt het weer 33 graden, dat is een goede reden om nog wat langer op deze camping te blijven.
Melkbosstrand, 21 februari 2001 Het is heerlijk weer. Er is geen andere camping dichter bij Kaapstad. We hebben geen zin om nog van alles te ondernemen. We staan hier lekker, het zwembad is fantastisch. We houden hier vakantie tot we terugvliegen. We gaan bijna iedere dag naar de Pick 'n Pay, de luxe supermarkt drie kilometer verderop. Die tocht is niet zonder risico's. Op geen andere plek in dit land zijn namelijk zoveel duveltjes te vinden als hier. We lopen een keer een meter of tien door gras met de fietsen aan de hand om een stuk af te snijden. Resultaat: drie lekke banden, zeven gaatjes. Daarna mijden we iedere vorm van gras of tillen de fietsen op als dat nodig lijkt. Maar de duveltjes komen ook op het asfalt terecht. Tochtje naar de supermarkt, voorzichtig gereden, uitsluitend over asfalt: twee lekke banden. Edwin wordt een beetje mopperig, de duveltjes hebben een voorkeur voor míjn banden. Er wordt opvallend weinig gefietst in deze omgeving. In fietsenwinkels zijn massieve schuimplastic binnenbanden te koop, héle dikke (en zware) 'doornbestendige binnenbanden, of 'groen slijm'. Edwin is tegen 'groen slijm'. Kleine gaatjes gaan dan wel meteen dicht, maar als de afgebroken doorn in de buitenband blijft zitten eindig je toch met een binnenband die je weg kan gooien. En we weten niet wat het slijm doet als we de banden leeg moeten laten lopen voor de vlucht. Dus kopen we plakkertjes, en gaat hij gewoon door met plakken. De dagen krijgen een vaste routine: na het ontbijt eerst banden plakken. Krant lezen. Dan een poosje naar het zwembad, 40 baantjes zwemmen. De conditie moet tenslotte op peil blijven. Naar de supermarkt en naar de 'Artideli', koffie drinken met wat lekkers erbij. Maria, de eigenaresse, is vijftig. Een prachtige vrouw, van Portugese ouders, gescheiden van een Zwitser en nu getrouwd met een advocaat met een hoge functie. Hij heet 'Van Vuuren', zijn familie is al eeuwen geleden uit Nederland naar de Kaap vertrokken. Maria was in 1993 de beste secretaresse van het land. Ze laat een prachtige uitnodiging met veel gouden letters zien. Volgende maand gaan ze een lang weekend naar Maputo, waar een kind van de nieuwe vrouw van Nelson Mandela trouwt. Het wordt een heel sjiek feest, met zowel een westerse als een traditionele bruiloft. We ontmoeten bij Maria ook steeds andere mensen. Zoals het stel uit Pretoria dat we in Darling al gezien hadden. Ze zijn op zoek naar een huis hier voor als ze 'afgetree' zijn. Of de vriendin van Maria die nu hier werk zoekt. Ze is al vanaf Pretoria hiernaartoe verhuisd. Het is wel wennen hier, zegt ze. In Pretoria had ze fulltime een zwarte werkster. Huishoudelijk personeel hier is niet zwart, maar gekleurd. Die werken minder hard en zijn duurder. Hoewel ze eerst niet wist hoe de stofzuiger werkt, maakt ze nu haar eigen huis schoon. Een paar dagen later ontmoeten we een echtpaar met drie kinderen. Alle kinderen hebben in Stellenbosch gestudeerd, en een half jaar meegedaan met een uitwisselingsprogramma met Hollandse universiteiten. Dus pa en ma zijn al drie keer in Nederland geweest. Hun lievelingsplekje? Hotel Zeezicht in Katwijk. Woord van de dag: het lukte Zuid-Afrikaanse toeristen niet om een verloopstekker te kopen in Katwijk. Het Engelse 'plug' snappen Kattekers blijkbaar niet, laat staan dat ze weten wat Zuid-Afrikaners bedoelen als ze een 'prop' willen kopen. De camping ligt een kilometer of 30 van het Waterfront af, de plek aan de haven in Kaapstad waarvandaan de boten naar Robbeneiland vertrekken. We fietsen langs de kustweg, langs duinen en nog grote stukken open land, via Bloubergstrand. Op de kaart lijkt het alsof we zo de stad in kunnen fietsen, maar hoe dichter we bij de stad komen, hoe meer verkeer en hoe minder vluchtstrook. Na twee lekke banden binnen twintig kilometer en een druk stuk snelweg in het vooruitzicht besluiten we terug te gaan. Zó graag willen we nu ook weer niet naar Robbeneiland. We blijken vlak bij het huis van Sjaak en Simone te zijn. Sjaak is de broer van een vriendin die we kennen uit Noordwijk. Ze wonen, met kind Bo, de helft van het jaar hier en de andere helft in Noordwijk. Ze zijn thuis en bij een boterham kaas kletsen we bij. We worden uitgenodigd voor de viering van hun verjaardagen zaterdag en Sjaak zegt dat hij ons wel naar het vliegveld brengt. Dan kunnen we de fietsen bij hun huis demonteren en inpakken, en dan hoeven we ons niet op de drukke wegen naar het vliegveld te wagen. Dat is baie lief van hem! Terug op de camping zien we een bekende caravan met een Hollandse vlag achterop binnenrijden. Jan en Rita van den Steen zijn gearriveerd. Kletsen, biertje, we hebben het gewoon druk met al die sociale contacten! Er staat ook nog een echt Hollands stel op de camping. Ze zijn een half jaar in Nederland, een half jaar hier. Ze hebben Frank van Rijn gezien, die op zijn fiets via Namibië onderweg is naar Botswana. Als ik ergens dankbaar voor ben, dan is het voor het feit dat ik niet de vriendin van wereldfietser Frank van Rijn ben. Geen enkele vrouw is gek genoeg om hém achterna te fietsen. Hij mijdt asfalt en houdt van hitte en ontberingen. We zijn wel benieuwd naar zijn nieuwe boek. Zaterdag is het eigenlijk heerlijk weer, zoals alle dagen hier, maar er hangt zeedamp. Toch is het lekker bij het zwembad. We zijn heel tevreden met onze planning. Het is hier heet maar lekker zo bij zee en 'langs' het zwembad. In het binnenland is het 'bloedig heet met bedompige toestande', in Oudshoorn is het 40 graden, niet echt lekker fietsweer! 's Avonds gaan we naar de verjaardag van Sjaak en Simone. Sjaak verzorgt een fantastische braai. Het gezelschap is een verrassende mix van jonge en wat oudere Hollanders en wat Belgen die hier korter of langer verblijven. Het is half drie 's nachts voor we in de slaapzak kruipen in de garage. De volgende ochtend zijn we al weer om half zeven wakker. Na de afwas, veel koffie en een lekker ontbijt met Sjaak, fietsen we weer terug. Twintig kilometer langs het strand, heerlijk weer. Bloubergstrand heeft wat flats langs de boulevard en lijkt een beetje op Noordwijk. 'Kitesurfen' is hier een gewilde bezigheid: windsurfen achter een vlieger. We liggen lekker bij het zwembad op de camping als Sjaak en Simone met dochter Bowien ook komen zwemmen. Woord van de dag: snel wordt 'kits'. Nescafé heet dan 'kitskoffie' en bij McDonald’s verkopen ze geen fastfood maar 'kitskos'. Zo kuieren we lekker door onze vakantiedagen. Koffie met taart bij Maria, banden plakken, zwemmen, kletsen bij Jan en Rita. We zijn het erover eens: we komen terug naar dit land. We zullen de situatie 'dophou', oftewel in het oog houden, op internet kijken wat andere fietsers gedaan hebben en dan de volgende keer een stuk fietsen en dan een auto huren om wat meer afgelegen wildparken te bezoeken. Kaapstad bewaren we ook voor de volgende keer. De man van de tweedehandsboekwinkel vertelt dat er waarschijnlijk binnenkort een bootverbinding komt van Bloubergstrand naar het Waterfront. Dat zou voor ons ideaal zijn, dan kunnen we hiervandaan heel makkelijk in Kaapstad komen. Woord van de dag: het wordt steeds moeilijker om 'rare' woorden te vinden. We zijn inmiddels zo gewend geraakt aan het Afrikaans dat we niet meer opkijken van 'malbeessiekte' in plaats van gekkekoeienziekte. Een opmerkelijk woord is 'dwelms' voor verdovende middelen. Een junk is hier een 'dwelmsslaaf'. Het wordt tijd dat we weer weg gaan. De 'polisie'-helicopter vloog over en ik moest er even over nadenken. Hoe schrijf je dat ook al weer in echt Hollands? Policie? O nee: politie! De taal heeft een extra dimensie aan deze vakantie gegeven. Het was erg gezellig om overal zo makkelijk kunnen kletsen. Op de verjaardag van Sjaak zeiden we tegen Hollanders 'ons is' in plaats van 'we zijn'. Dat moeten we weer even afleren.
Kaapstad, 1 maart 2002 De spullen zijn allemaal drastisch gereorganiseerd en ingepakt. Dan gaan we afscheid nemen. Eerst van Sophie en Louise bij Postnet. Daar zit onze dikke vriendin van twee weken geleden te internetten en natuurlijk volgt ze ons naar de koffieshop. Daar baalt Maria van. Gelukkig blijft ze niet lang zitten, zodat we alsnog ongestoord afscheid kunnen nemen van Maria. We hebben allebei onze donkerste zonnebril op, tegen de afscheidsemotie. Zelfs de mevrouw van de dierenwinkel, die we nog nooit gesproken hebben, komt naar buiten lopen om ons een goede reis te wensen! Sjaak en Simone hebben een beetje last van het verschijnsel dat alle buren zich terugtrekken achter hun muren, maar hier op Melkbosstrand is het heel makkelijk om een vriendenkring op te bouwen. Het was erg gezellig en we moeten terugkomen, zeggen ze allemaal. Dus dat beloven we. De man van de tweedehandsboekenzaak is verbaasd als we onze tevredenheid over dit land uitspreken. Het is ons al vaker opgevallen: Zuid-Afrikaners denken dat hun land achterloopt en dat het leven elders beter is. Als we vertellen over de toestand van de wegen in Australië, of de prijs/kwaliteitverhouding in Chili en ze vertellen dat het hier beter is, zijn ze altijd blij verrast. Bij Sjaak en Simone maakt Edwin de fietsen en de bagage vliegklaar. Even gauw onder de douche en daarna brengt Sjaak ons naar het vliegveld. Nog voor we de goede balie hebben gevonden worden we al aangesproken door een grondstewardess van British Airlines. De vlucht is met 42 mensen overboekt. Ze zijn wanhopig op zoek naar passagiers die bereid zijn een alternatieve vlucht te nemen, een dag later via Johannesburg. Mijn eerste reactie is 'nee, dank je'. De tassen hebben we laten plastificeren, we zitten met de fietsen, veel te onhandig om nu weer om te draaien. De voorwaarden zijn echter wel erg aantrekkelijk. We worden met een taxi naar een luxe hotel in Kaapstad gebracht, krijgen avondeten en ontbijt, worden dan weer naar het vliegveld gebracht. Dan vliegen we naar Jo'burg, brengen de dag door in het Holiday Inn hotel, en gaan 's avonds met het vliegtuig naar Londen. British Airways betaalt alle kosten en we krijgen 250 pond per persoon toe. Dat is voor ons samen 1800 gulden! Zo snel verdienen we ze niet vaak. 1 Ticket kostte 1750 gulden. En de bagage kunnen we op het vliegveld laten, in een afgesloten kamer. En we mogen drie minuten bellen op kosten van BA, om ophalers te waarschuwen. Dus we kopen gauw een tandenborstel en tandpasta en laten ons met de taxi naar Hotel Capetonian brengen waar we een luxe kamer krijgen, met een prachtige badkamer, tv en een mooi bureau om het dagboek aan te schrijven en airco. Nu kunnen we dan eindelijk tv kijken, het journaal zien in het Afrikaans. Het hotel staat niet ver van het Waterfront, maar eigenlijk hebben we te weinig tijd om nu de stad nog te gaan ontdekken. Het wordt al donker. Als we even naar buiten lopen komt de portier al meteen waarschuwen: het is gevaarlijk op straat. Dus beperken we ons tot de genoegens van de kamer. Wat een verwennerij! Zaterdag, na een fantastisch ontbijtbuffet, nemen we een taxi naar het vliegveld. We wachten niet op de gratis shuttlebus omdat we denken meer tijd nodig te hebben om alle bagage van de internationale naar de nationale terminal te verplaatsen. We zijn lekker op tijd bij de incheckbalie. Na een vlucht van twee uur zijn we in Jo'burg. Daar kunnen we pas om half vier inchecken, dus hangen we wat rond tot de balies opengaan. Edwin ruikt het grote geld: ook deze vlucht is waarschijnlijk met een man of vijf overboekt. Het levert weer 250 pond p.p. op en een hotelkamer met diner en ontbijt, als we onze vlucht een dag opschuiven. Of een tegoedbon van 400 pond p.p. voor tickets met British Airlines! Dus we laten ons registreren als vrijwilliger. Drie kwartier voor het vliegtuig vertrekt horen we of we vannacht in het vliegtuig slapen, of in een hotel op het vliegveld. Dus hangen we nog een poosje rond, en kibbelen over de keus tussen geld en tegoedbon. Tot we horen dat we toch meekunnen in het vliegtuig. Van wachten en rondhangen zijn we behoorlijk duf geworden. Jammer dat we niet meer geld hebben kunnen verdienen, toch wel lekker dat we niet nog een dag hoeven te wachten. Ons visum was geldig tot en met gisteren, dus waarschijnlijk is het beter om maar te vertrekken. De vlucht naar Londen verloopt voorspoedig. Het toestel zit barstens vol, er is ook een sportploeg aan boord die surfplanken en allerlei andere zware attributen meeslepen. Daarom heeft British Airways besloten om 50 stuks bagage achter te laten in Jo'burg waaronder onze fietsen en één tas. Dus zitten we zonder vervoer en zonder slaapzak. De man van de klachtenafhandeling in Londen is zeer vriendelijk. De ontbrekende bagage wordt in Jalon thuisbezorgd. We krijgen een formulier mee voor British Airways in Madrid, en die zorgen er dan wel voor dat we thuiskomen, belooft hij. We moeten ons flink haasten om op tijd weer in te checken voor de vlucht naar Madrid. De man van BA daar ter plekke is helemaal niet van plan om te zorgen dat we thuis komen. We krijgen een standaardvergoeding van 25 pond p.p. en hij vertelt ons hoe laat de trein naar Alicante gaat en verder zoeken we het zelf maar uit. We zijn moe, we zijn het zat, het regent en het is drie graden. Edwin besluit een auto te huren. We rijden honderd kilometer Madrid uit, nemen daar een hotel en rijden morgen verder naar huis. De auto leveren we in bij het autoverhuurbedrijf in Calpe. Gezien het weer is dit de meest comfortabele oplossing. De ooivaars zijn ook iets te vroeg teruggekeerd uit Afrika. Overal langs de weg zien we ze kleumen op hun nesten. Op de Meseta is het 1 graad boven nul. Sneeuwstormen jagen om de bloeiende amandelbomen. Dan is het nu tijd voor de evaluatie. Zuid-Afrika is een interessant land. We hebben maar een klein gedeelte gezien. Juist een rijker gedeelte met ‘eerste wereld voorzieningen’. Zuid-Afrika is nog veel groter, er zijn nog heel wat provincies te bezoeken. Met mooie landschappen, leuke beesten, een ‘aparte’ geschiedenis en ‘aparte’ inwoners. We hebben een hoop geleerd en veel nagedacht en gepraat. Langs de weg van het hotel naar het vliegveld in Kaapstad passeren we talloze hutjes van golfplaten. Zijn we als Hollanders daar een beetje verantwoordelijk voor? In de krant is een hevige polemiek gaande. Het is 350 jaar geleden dat Van Riebeeck geland is. Moet dat wel of niet herdacht worden? Was hij een held die de Kaap ontsloten heeft voor de Westerse wereld? Of een schurk die eigenlijk verantwoordelijk is voor volkerenmoord en alles wat nu nog scheef zit in dit land? Misschien was hij gewoon een ambtenaar van het VOC, die zijn werk deed. Kaapstad was oorspronkelijk alleen bedoeld als bevoorradingspunt voor schepen van de VOC, en verder niets. Dat er een soort kolonisatie op gang gekomen is, was niet de bedoeling. Gelukkig waren de Engelsen nog grotere schurken dan de Hollanders. Er moet nog een hoop gebeuren in dit land. Op sommige gebieden zijn ze echt modern. Nu krijg je de boodschappen in talloze plastic tasjes aangereikt, vanaf volgend jaar is dat verboden. Overal ligt rommel en zwerfvuil en het plastic tasje wordt al de nieuwe nationale bloem van Zuid-Afrika genoemd, zoveel 'bloeien' er langs de wegen. Uitheemse bomen die veel water nodig hebben, zoals Jacaranda's, mogen niet meer aangeplant worden in de tuinen. Het zal nog wel een paar jaar duren vóór de 'informele' inwoners van de steden die in hun levensonderhoud proberen te voorzien met 'informele' arbeid, zich zorgen gaan maken over het milieu In de provincie West-Kaap is het aangenaam vertoeven. Goede campings, goede wegen, voldoende voorzieningen voor de toerist. Het verbaast ons dat we hier geen enkele fietskampeerder tegengekomen zijn. In Chili, waar het fietskamperen een stuk zwaarder en duurder is, fietsen ze volop rond. Misschien horen ontberingen bij fietskamperen, en hoort een beetje luxe niet bij het image van de stoere wereldfietser? Als vakantieland is het hier heerlijk. Het weer is goed en de prijs/kwaliteitverhouding is fantastisch. De mensen zijn ontzettend vriendelijk, de taal maakt het extra leuk en makkelijk om contacten te leggen. Er is nog meer dan genoeg te zien en te beleven. Gerrit mailde al een hele lijst van dingen die we niet gezien hebben, alleen al in de directe omgeving van Kaapstad. Genoeg redenen om nog een keer te gaan Ons het dit baie geniet! Wij komen hier beslist een keer terug.
Edwin en Cokky, maart 2002
Wie een Zuid-Afrikaanse krant wil ‘lezen’: www.DieBurger.com Wie Zuid-Afrikaanse radio wil luisteren: www.rsg.co.za
|